Voordat
ik in Frankrijk kwam wonen, kende ik het Zuidwesten alleen maar van zon- en
bloemovergoten straatjes, Kermitgroene weilanden en balkons die doorzakken van
de geraniums. In de winter is het een heel ander verhaal. De Fransman klaagt
steen en been want het is koud, of nat, of veel te warm voor de tijd van het
jaar. Maar het is vooral kaal. Eiken en walnotenbomen zijn veranderd in
spookachtige griezels met grillige tengels.
De
émigré ziet dat ook. Er zijn dan twee manieren om te reageren. De ene is de
grijsgroene wereld in kijken en concluderen: Regen en kou! Kaal en deprimerend!
Wegwezen! Deze émigrés vertrekken dan als ze verstandig zijn naar Spanje of
Thailand, om bij het krieken van het voorjaar weer aan te schuiven op het
terras van Café de Paris voor acht verrukkelijke maanden zonne-seizoen.
De andere manier om tegen de Zuidfranse winter aan te kijken is sjaal om en naar buiten! Want er is zoveel moois te zien. Grijsgroen en mistig kan ook rustgevend en mysterieus zijn. Misschien heeft je ziel dat juist nodig na een zomerseizoen vol geuren, kleuren en andere vormen van drukte. Ik hang deze tweede manier aan en wandel muts op sjaal om rond in de sprookjeswereld die Périgord Noir heet.
De andere manier om tegen de Zuidfranse winter aan te kijken is sjaal om en naar buiten! Want er is zoveel moois te zien. Grijsgroen en mistig kan ook rustgevend en mysterieus zijn. Misschien heeft je ziel dat juist nodig na een zomerseizoen vol geuren, kleuren en andere vormen van drukte. Ik hang deze tweede manier aan en wandel muts op sjaal om rond in de sprookjeswereld die Périgord Noir heet.
In
dat live prentenboek verbaas ik me
over het lichtgevende effect van de grijsgroene korstmossen op de bomen, iets
wat je alleen kunt zien als de bladeren er af zijn. Er zijn ijskoude en
doodstille nachten onder een glasheldere sterrenhemel en het geluid van alleen
een jagende uil en een enkele blaffende hond op een ver boerenerf. Knusse
avonden bij een vuur van zelfgehakte houtjes. Walnoten kraken met de 94-jarige
oma van onze ex-huisbaas. Leren hoe je een eend in stukken verdeelt van Pierre,
die de lekkerste paté van het dorp maakt (suiiiivre
l’os! Altijd het bot volgen!). Pâté maken omdat in januari alle
eendproducten in de aanbieding zijn. Op de markt de nieuwe kraam bewonderen van
de plaatselijke angora-geitjes-fokker die het plotseling op een bierbrouwen
heeft gezet. ‘Bokkepis’, staat er op het etiket.
En
je zult het kerstconcert van ons plaatselijke koor maar missen. Met het
zevenjarige kereltje dat na afloop komt vragen of Jezus nou de god van de wind
is. Alle wereldreligies tegelijk in de klas. Dat krijg je met de scheiding van
kerk en staat.
Met
het blad aan de boom zie je de helft van alle Franse monumenten niet, zegt de
burgemeester van Montcléra en hij heeft gelijk. De mooiste foto’s maak je in de
winter. Plus dat alle beroemde plekken dan zoveel minder overlopen zijn. In
Saint-Cirq Lapopie kwam ik onlangs maar liefst drie andere toeristen tegen. Op
elke autorit zie je iets nieuws: tussen de bladloze bomen schemeren spannende
dingen. De ruïne van een heel dorp in een bos. Een hunebed, een menhir. En op
een kale rots zijn de kastelen van de Dordogne nog veel imposanter. En dan de
Zuidwest-Frankrijk-Bonus: al die zonnige dagen in december en januari met
voorjaarsgeuren en -geluiden.
Laat
mij dus maar thuis in mijn hutje op de wei. Straks is het even drie weekjes
lente en daarna barst gauw de zomer weer los.
Deze column is gepubliceerd in Maison en France, februari 2016.
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.