Je
hoort tegenwoordig dat het goed is om je spullen weg te doen. Je huis raakt
leeg, je hoofd wordt rustig en daar word je dan gelukkig van. Ik kan niet
meegaan in die stroming, hoewel ik – geloof ik – wel begrijp wat het idee
erachter is, namelijk dat het hebben van veel spullen niet zaligmakend is. Nu
is het volgens mij ook niet zaligmakend om weinig spullen te hebben, maar
misschien snap ik het niet goed.
Wat
ik eigenlijk wil zeggen is dat ik wel degelijk gelukkig word van mijn spullen.
Zo heb ik bijvoorbeeld nog al mijn knuffelbeesten, kinderboeken en Barbie-pop.
Als ik ze bekijk en vasthou, dan voel ik me weer kind en daar word ik blij van,
net als van de kristallen dessertschaaltjes van oma en een jasje van
handgeweven linnen, gedragen door mijn Opi als schone jongeling in de jaren
twintig. Ook heb ik in bezit het potje waarop ik als peuter ooit in slaap
gevallen ben omdat men vergat mij er af te halen. Mijn moeder had het al die
jaren bewaard, met dit geniale verhaal erbij. Wie een potje met zo’n historie
in de kliko gooit, is harteloos. Dat is net zo erg als een vuilnisbelt met hier
en daar een teddybeer tussen het afval.
Voordat
we in tranen uitbarsten: mijn boekenverzameling is vanwege de afmetingen
bepaald belachelijk te noemen. Er zit zelfs een boek in het Zuidafrikaans bij
dat ik nooit zal lezen, maar ik kan het niet wegdoen omdat ik het van een oude
dame kreeg bij wie ik in mijn studententijd schoonmaakte. Ze had veel gereisd
en vertelde prachtige verhalen. Op haar vijfenzeventigste wandelde ze nog in
Nepal rond. Als mijn oog op het boek valt (‘Swart pelgrim’), denk ik aan haar
en zie ik haar exotisch ingerichte huis en zachte gezicht, omlijst door een
knot met ongedurige plukjes grijsblond haar.
Zo
kan ik nog wel even doorgaan. Eén gang langs de boekenkast of de knuffelgalerij
en ik stap in de fantasiewereld vol herinneringen en gedachten. Ik hoef niet
uit of op bezoek, laat mij maar thuis.
Zo
vond ik vanavond een kookboekje uit 1955. Een waar stuk geschiedenis want de
ondertitel van ‘Kookboek’ luidt ‘Hollandse, Chinese en Indonesische gerechten’.
De eerste druk is dan ook uit 1927 en verscheen in Surabaja. Een heerlijk
bizarre verzameling gebakken hersens, Haagse hopjes en nasi goreng en
natuurlijk een recept voor Boerenkool: ‘En neem er vooral een glas koel bier
bij!’. Maar mijn fantasie sloeg pas echt op hol bij de tekst die ik hieronder
weergeef. Daar kan geen avondje theater tegenop.
Soep
van vogelnestjes. Maak een stuk of vier vogelnestjes (nesten van zeezwaluwen)
goed schoon, haal de fijne veertjes met een kleine nijptang eruit. De
vogelnestjes moet men eerst een paar uren weken. Neem nu bouillon van een hele
kip, het vlees van de borst fijn scheuren, doe het daarna weer in de bouillon
met de vogelnestjes, daun selderie en daun bawang. Laat de soep op zacht vuur
nog een kwartier doorkoken. Deze soep wordt door de Chinezen veel gebruikt voor
zwakke mensen.
Met zoiets kan ik me nou een hele avond vermaken. Een kinderhand is gauw gevuld.
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.