Voor koorzangers
die wat
naar de renaissance neigen, is het dromerige liedje Dindirindin een
soort kraker. Vierstemmig, niet te lastig, fraaie samenklank. Veel oude-muziek-koortjes hebben het op hun program.
De vorm is simpel: het refrein bestaat uit de woorden dindirin-dindirin-dindirin-daña, dindirindin, dat het getinkel van
kerkklokken verbeeldt. Het gaat namelijk over een jongedame die op een mooie
zomerochtend een nachtegaal tegenkomt, tot wie zij spreekt: ‘Vlieg naar mijn
geliefde, en zeg hem dat ik nu helaas getrouwd ben.’ Er zijn twee regeltjes
couplet, dan refrein, en zo gaat het drie keer door. Leuke bonus is dat de
tweede regel van ieder couplet gelijk is aan de eerste regel van het volgende
vers. Dat scheelt weer bij het instuderen.
De ñ in het refrein doet een Spaanse afkomst vermoeden en na wat
speurwerk ben ik erachter dat Dindirindin
een van de ruim vierhonderd liederen is uit een zestiende-eeuwse Spaanse
bundel. De Cancionero de Palacio was
zo populair dat de liederen zich verspreidden in Spanje en het Franse zuiden. Maar
toen ik de bladmuziek met tekst vijftien jaar terug voor het eerst onder mijn
neus kreeg, wist ik niet wat voor chocola ik ervan moest maken. Het leek nog
het meest op een mengelmoes van Italiaans, Frans en Spaans. Wat wás dit? De
dirigent zei, alsof iedereen dat snapte en het heel normaal was: ‘Dit is
Provençaals.’ Discussie gesloten. We zongen braaf na wat hij van de uitspraak
bakte en we vonden dat we best aardig klonken.
|
Bron: wikipedia |
In de afgelopen jaren heb ik Dindirindin
met zangers van hier gezongen tijdens de zangvakanties in de Lot en de Aveyron.
Het is immers een lied ‘van hier’. Met alle gevolgen vandien. We raken in
discussie over de uitspraak. We kijken naar de tekst en iemand roept dat het Occitaans
moet zijn. We gaan Youtube op en horen allerlei groepen een heel scala
aan verschillende uitspraken gebruiken. Zo kom ik er achter dat de aankondiging
‘Dit is Provençaals’ het topje van de ijsberg is, en dat wat wij kennen als
‘het Frans’ nog maar kort bestaat. Maar dat laatste is weer een ander verhaal.
Taal is een interessant ding.
Vooral wanneer die als een kostbaar fossiel bewaard blijft, zoals in dit
liedje. In de oude muziek kun je taalgeschiedenis heel mooi terugzien, zeker in
een gebied als het Franse zuiden en zuidwesten, waar van oudsher allerlei wegen
elkaar kruisten – handelswegen, pelgrimswegen, vluchtwegen. Onder invloed van
handel, diplomatie (en piraten!) ontwikkelde zich vanaf ongeveer de elfde eeuw een
efficiënte mix, een Lingua Franca,
waarmee iedereen elkaar min of meer kon verstaan. De basis werd gelegd vanuit
de Noorditaliaanse talen en varianten van het Occitaans (het Provençaals is
daar één van).
Toch fijn om het naadje
van de kous te weten. Alhoewel, naadje… Nu komen we bij het volgende probleem:
hoe gaan we deze Lingua Franca,
uitgestorven in de negentiende eeuw, uitspreken? Het probleem is vergelijkbaar
met de vraag naar dé authentieke uitvoering van een Mozart-symfonie. Uiteindelijk
gaan we maar kiezen en aanpassen.
Het maakt misschien ook niet zoveel uit. Die
rondreizende piraten uit het jaar duizend zouden er de schouders over
ophalen. Als we elkaar maar ongeveer verstaan.