zondag 30 april 2017

Tweede boek is uit!

Dit voorjaar werd mijn tweede boek gepubliceerd. Dit schreef En Route-hoofdredacteur en schrijver Andy Arnts: "Leven in een ander land heeft haar altijd al aangetrokken. Als haar partner een burn-out krijgt, nemen buitenland-pretenties een vlucht en betrekken de twee een huisje in Zuidwest-Frankrijk. Daar zet de gedreven piano- en zangjuf haar werk voort, tot groot enthousiasme van de Franse dorpelingen.
In een even sprankelende als humoristische stijl stelt Anke ons voor aan een bonte stoet van personages die zij in haar nieuwe thuisland ontmoet: de aannemer die aan de keukentafel komt uithuilen, de slager die van zijn winkel een kroeg maakt, een vuilbekkende fysiotherapeut, een priester met een voorliefde voor Amerikaanse feel-goodfilms en andere schilderachtige figuren."

Gratis verzending in Nederland. Bestellen: klik hier.

 

 

 

Mijn eerste boek, Pekingeend, is ook nog verkrijgbaar 

 


donderdag 13 april 2017

Kijken is groeten

Ronald heeft de mooiste tenorstem die ik ken. We zongen ooit samen in een ensemble en als hij een stukje solo zong, werd ik week van binnen. ‘Als jij zingt, krijg ik slappe knieën,’ zei ik vaak. Dan begon Ronald te kleuren en verlegen te lachen. Een goede tenor is een mooi bezit.

Op dezelfde manier raken veel mensen onder de indruk van goede manieren, waaronder ik. Bejegen mij hoffelijk en ik ben verkocht. Hier in La France Profonde weten ze er raad mee. Het is bonjour voor en bonjour achter. Een in toon stijgende ‘jour’ als je iemand niet kent, en een dalende toon als je in een joviale bui bent. Wie elke winkel anders dan een hypermarché binnenstapt, of het belastingkantoor, of de fysio: bonjour. En dan geen laf nauwelijks waarneembaar geprevel, maar duidelijk en toch subtiel (van schreeuwen houden ze hier namelijk niet). Ook mooi en vaak gehoord: Messieurs-dámes… met een stijgende kwint aan het eind, om maar in muziektermen te blijven. En dan dat hoffelijke knikje. Het heeft iets trots: ze weten zich raad met hun houding. Zelfs de plaatselijke hangjongeren beheersen het knikje. Zelf sta ik voor de spiegel te oefenen maar het wil niet lukken. Ik lijk alleen maar op zo’n deinend hondje op de hoedenplank. Ik probeer het voorlopig met een glimlach en wat de Amerikanen een ‘eyebrow flash’ noemen. Het valt niet mee, integratie.

Maar waar ik nou echt week van word, dat is hoe mannen zich hier op straat of achter het stuur gedragen wanneer ze een dame tegenkomen. Aankijken, Bonjour madame, knikje. Zelfs de bouwvakkers waar ik vandaag langsliep. Met hetzelfde natuurlijk gemak als de lokale priester. Ik viel om van verbazing. Kijken is groeten en dat deden ze ook, met alles derop en deran. Dat is niet omdat ik nou zo’n oogverblindende schoonheid ben, maar gewoon omdat de ridderlijkheid deze mensen met de paplepel is ingegoten, in alle lagen van de bevolking. De vrouw met de paplepel was Eleonore van Aquitanië. Deze twaalfde-eeuwse hertogin van het Zuidwesten en koningin van Frankrijk en Engeland introduceerde de hoofse manieren, en vooral de riddelijke welgemanierdheid naar de vrouw, aan het Parijse hof en bij de Britten. Ze trok troubadours en andere muzikanten aan en gaf een enorme impuls aan dichterlijke uitspattingen waarin de hoofse liefde teder bezongen werd. Hoofsheid, hoffelijkheid werd ideaal – en vervolgens normaal. De in haar ogen ongelikte beren van het noorden konden zo altijd terugvallen op de formele gedragsregels van de aangename omgangsvormen. Van schout  tot schoenmaker, van page tot poepschepper.

Wat een overbodige lariekoek, zegt de nuchtere Hollander.  Ja, die kennen we ook. Afgelopen zomer nog, toen ik op het vliegveldje van Bergerac het kantoor van de autoverhuur binnenstapte waar twee mannen tegen de balie geleund stonden. Hun blikken gleden over de dame in de deuropening (moi) en toen ik, bevangen door deze visuele ontvangst een bedremmeld ‘bonjour’ liet horen, trokken ze verbaasd hun wenkbrauwen op. Die waren uit het land dat Voltaire bondig beschreef als ‘canaux, canards, canaille’.
Je zou bijna zeggen dat 'ze' het echt menen.

Jamaar, werpt men dan wel eens tegen, dat is toch alleen maar aangeleerd gedrag. Die Fransen menen er geen donder van. Helemaal mee eens. Dan liever een partij gezond welgemeend onfatsoen, dat is inderdaad een stuk fijner. Laat ze er maar niks van menen. Ik krijg er niet alleen slappe knieën van, maar ook een heel goed humeur.


© 2017 Anke de Bruijn. All rights reserved. Deze column verscheen in Maison en France.

Uit de serie Hits van Toen: Juana de krankzinnige koningin



Hier is er weer eentje uit de serie ‘Elk lied heeft een verhaal dat verteld moet worden.’ We gaan naar Spanje. Olé.
In alle talen zijn honderden liedjes over de mooie meimaand geschreven. Meestal vrolijk en soms melancholiek (Schumann) of ronduit wanhopig zoals deze: Por mayo era, por mayo (‘toen het mei was’). Por Mayo is vandaag het liedje van de dag. De tekst is een gedicht dat in nog steeds beroemd is in Spanje. Het is ook bekend onder de titel De romance van de gevangene, waarbij ‘romance’ niet verwijst naar een liefdesaffaire maar naar de stijl, een soort ballade. Een vrije vertaling:

Toen het mei was, ach… mei
Toen het heet en zonnig was
Toen alle mannen naar buiten gingen om hun dames te dienen
Ridders en werklieden, iedereen aan de flirt
Terwijl ik, arme stakker, de nacht van de dag slechts kan onderscheiden
Door het lied van de merel die ik in mijn gevangeniskelder net kan horen zingen
Iedereen mag de god van de liefde dienen
Behalve ik, die in wanhoop in deze donkere gevangenis moet wegkwijnen.

De droevige tekst en melodie staan op een verrassend stevig en sensueel ritme. Afhankelijk van de versie die je op Youtube vindt, kun je er bij dansen of trommelen. Hypnotiserend mooi.

Ik kan me blijven verbazen dat zoveel oude liederen de eeuwen overleefd hebben. Dat we vijfhonderd jaar muziek gewoon van het internet kunnen halen. De romance van de gevangene is bewaard gebleven omdat het was opgenomen in een liedboek dat indertijd voor het Spaanse hof werd samengesteld. Dit liedboek, het Cancionero de Palacio, bevat maar liefst vijfhonderd liedjes. En hier komen poëzie en werkelijkheid samen, want aan datzelfde hof bevond zich een prinses voor wie de woorden profetisch bleken: zij zou eindigen als gevangene …

Juana van Castilië. Bron: Wiki
Prinses en later koningin Juana ging de geschiedenis in als ‘Juana la Loca’ (loco betekent gek). Aan het einde van de vijftiende eeuw werd ze geboren in Toledo. Het schijnt dat de jonge prinses een zeer intelligente* dame was. Ze was voorbestemd voor een belangwekkend huwelijk en dat gebeurde ook, want ze trouwde (ze was toen zestien) met Filips de Schone, koning van Vlaanderen en nog een paar stukjes Europa. Ze vonden elkaar meteen tof en kregen maar liefst zes kinderen die allemaal overleefden. Zeer bijzonder voor die tijd, ik bedoel dat ze overleefden.

Toen haar broer stierf, werd Juana officieel erfgename van de Spaanse troon. Niet lang daarna verloor ze ook haar moeder en werd ze koningin. Niet fijn voor haar vader Ferdinand, want die was daarmee in één klap zijn koninklijke status kwijt. Heel toevallig staken rondom die tijd geruchten de kop op dat er iets mis was tussen de koninklijke oren van de nieuwe koningin. Een mooie gelegenheid voor pa (die munten liet slaan met het opschrift ‘Ferdinand en Juana, koning en koningin van Spanje’) maar ook voor haar knappe echtgenoot (die ook munten liet slaan, deze met het opschrift ‘Filips en Juana, koning en koningin van Spanje’).

Shakespeare mag van al die details een mooie tragedie maken, genaamd ‘Juana the Mad’, maar laten we het verhaal zo kort mogelijk houden. Juana was 25 jaar oud toen ze wilsonbekwaam verklaard werd en opgesloten in een klooster.
Daar werd in de loop van de jaren een kleine verzameling miniatuur-kopieën van het Cancionero, het liedboek, aangelegd. De kopietjes overleefden in de vorm van een boekje en zijn veel later bij het officiële Cancionero gevoegd. Misschien waren dit wel Juana’s lievelingsliedjes, uit de tijd dat ze nog koningin was. Ik stel me voor dat de hofmuzikanten ze voor haar speelden, of dat ze zelf haar gitaar ter hand nam, of danste op de aanstekelijke Spaanse ritmes.

Misschien heeft Juana in haar gevangenschap wel een paar stukken aan de nonnen voorgespeeld en gezegd: ‘Kunnen jullie me iemand sturen die deze liedjes wil uitschrijven? Dit zijn mijn favorieten, weet u. Volgens mij kan Zuster Infatigata dat wel doen, die heeft een goed muzikaal gehoor en ze kan zo mooi kalligraferen. Stuur haar toch eens langs vandaag or morgen.’

Vandaag of morgen… Juana had alle tijd. Ze werd achter die kloostermuren maar liefst 75 jaar oud. Het liedje Por mayo is, voor zover we weten, niet in dat boekje opgenomen. Maar de aangrijpende tekst lijkt geschreven voor Juana: het tragische lot van een vrouw die gek verklaard werd omdat het haar bloedeigen familie goed uitkwam.

Geschiedkundigen schrijven dat ze aan melancholie, depressie, en/of schizofrenie en suggereren dat dat het in de vrouwelijke lijn van de familie zal hebben gezeten. Nou wordt-ie mooi. Geen enkel mens voelt zich lekker bij vijftig jaar eenzame opsluiting. Tel daarbij een paar andere elementen op: ruim voor je twintigste al continue moeten vrezen voor samenzweringen en vergiftigde drankjes, proberen een land te regeren dat niet alleen tenonder gaat aan de pest maar ook nog eens op het randje van een burgeroorlog wankelt, kort achter elkaar je broer en moeder verliezen, een minimum aan steun genieten vanwege roddel en achterklap over je mentale gezondheid (in plaats van dat ze je helpen), samenleven met een vader en een echtgenoot die het, laten we eerlijk zijn, op je leven voorzien hebben. En misschien had Juana als intelligente vrouw al een voorgevoel van de plannetjes die achter haar rug om gesmeed werden.

Voorbestemd om gevangene te zijn.

Als ik dit schrijf, zou ik wel willen dat ik nooit op het verhaal over Juana gestuit was. Het is gewoon te verdrietig. Maar, zoals de Boeddhisten zeggen, vergeet het verleden en onthoud de lessen. Pff, veel lessen zijn er uit dit verhaal te trekken. Laten we het bij de meest eenvoudige en best uitvoerbare houden: ‘Om het vijfhonderdjarig bestaan van het Cancionero de Palacio te vieren, moeten we de canciones die erin staan, zingen.’
Dat schiet op: al zes staan er op m’n repertoire. Zing, koorzangers, zing!

*) Eens kijken. Wat had het meisje voor haar twintigste zoal gestudeerd? Hier is een beknopte lijst: rechtspraak, geschiedenis, wapenkunde, Spaans, Castilliaans, Leonees, Galicisch-Portugees, Frans, Catalaans, Latijn, wiskunde. Ook was ze goed in dansen, paardrijden, tekenen, borduren, naaien, valkenjacht, boogschieten, en bovendien een muzikaal talent op clavecimbel, gitaar en monochord. Daarnaast was ze ook nog eens bloedmooi. Bofkont. Bofkont? Niet in die dagen. We hebben het immers over de grote Eeuw van de Verlichting, toen we alles konden doen wat we wilden…. Eh, als je een man was tenminste. Een intelligente, begaafde en ook nog eens mooie vrouw was iets anders, namelijk verdacht.


© 2017 Anke de Bruijn. All rights reserved.

zondag 9 april 2017

Vondst

Al sinds kinderheugenis heb ik de rare gewoonte om naar de grond te kijken als ik loop. Eén van mijn tics is namelijk het oprapen van mooie stenen. Mijn herinneringen van wandelvakanties in de bergen zijn grijze bergpaden, gelige bergpaden, alpenweiden met steenkleurige koeienflotsen. De mooiste bezoekjes waren die aan voormalige steengroeves-met-fossielenwinkeltjes. Zelf fossielen vinden was natuurlijk helemaal het summum. Vol ontzag was ik dan ook toen mijn broer een echte zeelelie van tweehonderd miljoen jaar oud vond. Ik hoef dat jaartal niet eens na te vragen, ik weet nog precies wat er gezegd werd door de meneer van het museum, waar we het ding lieten zien. Misschien ben ik sindsdien wel op zoek naar het ultieme fossiel.
versteend hout op de causse bij Cazals
Daar is best kans op in het land waar Obelix zijn menhirs produceerde, en waar de gemiddelde hond eerder met een steentje in de bek zal komen aanzetten dan met een tak. Slecht voor het gebit, fijn voor de veterinair. Jean-Claude, een kunstenaar die voor zijn werk superdeluxe zwembaden en voor zijn passie beelden uit steen houwt, heeft een collectie fossiele schelpen waar ik stikjaloers op ben. Hij heeft me zelfs een keer plagerig een stuk versteende vis voorgehouden. De grond waarop wij wonen, is één grote schatkamer. Het sterft in de Périgord van de grotten en ondergrondse stroompjes. Maar zolang ik nog niet aangepapt heb met de plaatselijke speleoloog (voor de bucketlist) moet ik het bovengronds zoeken. De eerste vondst versteend hout heb ik al binnen, of eigenlijk, gefotografeerd want het zat in een rotsblok.

Eliane Mouly, mijn bejaarde vriendin en wandelend geschiedenisboek bij wie ik graag de zondagochtend doorbreng, is een belangrijke bron van De Verhalen Achter De Steen. Hoe het zit met al die muurtjes en steenhopen in het landschap, wil ik van haar weten. Je wordt er mee doodgegooid, van Cahors tot Sarlat. Er zijn hopen die eruitzien als neergestorte zeppelins. En er zijn muurtjes zo diep verstopt in de bossen dat je zeker weet dat je op een prehistorische nederzetting bent gestuit. Maar Elianes antwoord gaat een heel andere kant op.

‘Als jij je stuk land af wilt grenzen, dan leg je muurtjes aan,’ zegt Eliane. ‘Als jij je grond wilt bewerken, dan gooi je die in de bosjes op een hoop. Weet je wel dat iedereen hier vroeger wijnboer was? De wijn werd ingezameld, ging hop naar Bordeaux en werd verscheept tot aan Rusland toe. Ruilverkaveling zoals in het noorden hebben we nooit gekend.’ 
‘De druiventeelt gaf werk aan iedereen. Het ging goed tot de phylloxera-bacterie kwam. Die maakte in één klap een einde aan de druif. Meneer Combes van hier achter zei pas nog dat de phylloxera erger is geweest dan de Zwarte Dood.’ Ze steekt een bibberende wijsvinger in de lucht. ‘En niet lang daarna, hop, de Grande Guerre eroverheen. Hele dorpen waar geen man meer te bekennen was. Nou, dat was het complete failliet van het Zuidwesten, begrijp je. Jonge mensen trokken weg naar de stad en voilà, tu vois. Je kunt je afvragen waar we vandáán komen. Na die rampspoed. Eigenlijk zitten we nog steeds in de opbouwfase.’
Ik begin beter te begrijpen waarom de mensen van hier over de geschiedenis, zelfs over de hele verre geschiedenis zoals de Honderdjarige Oorlog, praten alsof ze er zelf bij waren. Het was een aaneenschakeling van grote gebeurtenissen met weinig tijd om te herstellen. Het gebied viel van één in het ander. Leeggeplunderd in de dertiende eeuw. Toen kwam de pest. Leeggeplunderd in de zestiende eeuw. Toen kwam de revolutie. En tenslotte de verwoesting door misoogst en oorlogen. ‘Het is een gebied van résidences secondaires geworden,’ stelt Eliane droog vast.

Dus al die muurtjes tegen de hellingen waar nu weerbarstige eikjes en ander stroef kreupelhout de dienst uitmaken, die komen allemaal uit de tijd van de druiventeelt. Moeilijk voor te stellen hoe het er toen in dit verlaten en doodstille niemandsland uitzag: ooit waren hier keurige rijen druivenstokken èn veel meer levendigheid. Een soort treintafel in het echt. Stemmen die over de velden schallen, mensen op paarden en met karren door het landschap schuivend, kinderen rondrennend in de dorpen. Ik moet denken aan het beeld dat een oude boer onlangs schetste over de tijd dat zijn grootouders jong waren. ‘Je kwam op een boerderij en het was er gewoon druk! Mensen liepen in en uit. Ze kwamen boodschappen doen bij elkaar. Bij de één kocht je melk, bij de ander eieren en kippen, bij een derde groenten of geitenkaas.’

Mysterieuze vindplaats?
Rijdend door het stille landschap laat ik de fantasie op hol slaan. Maar zijn er dan helemaal geen grafheuvels uit de ijzertijd? vraag ik hoopvol. Of muren van ruïnes van kastelen uit de tijd van de Meringoviërs?
‘Ach nee,’ zegt Eliane. ‘Zó oud is het niet. Sommige stukken misschien, maar het is zo moeilijk te achterhalen dat ik er niets over wil zeggen. Stenen zijn altijd oeroud, want je kunt ze tot in het oneindige hergebruiken. Ga niet zoeken, want je zult niets vinden. Tenminste niet boven de grond. Zelfs mevrouw Auricoste, de grote geschiedkundige van de streek, is op zoek geweest naar resten. Hele weilanden en bossen heeft ze uitgekamd voor sporen van molens, kasteeltjes van vazallen die worden genoemd in obscure documenten die in de archieven van Cahors zijn opgeborgen. Ze heeft niks gevonden. Is ook niet raar. Kijk niet zo triste! Een gebouw dat verlaten was, kon je mooi afbreken om er je eigen huis van te bouwen! Prachtig toch? Of muurtjes bouwen op de grens van je terrein. Bedenk goed dat het een arme streek was. Gehouwde stenen zijn nog steeds duur.’
Ultieme recycling dus. Een wonder dat er nog zo veel kastelen over zijn in dit sprookjesland. Ik ga maar weer eens een wandeling maken. Fossielen zal ik niet vinden, maar wel stenen die een verhaal vertellen – over een grens, of een huis, of een put. Herinneringen aan de tijd dat er nog stemmen klonken in dit verlaten stuk Frankrijk. De muurtjes en steenhopen vormen samen de lijnen van de geschiedenis. Dan leer ik misschien de ziel van het land weer wat beter kennen. Dat is meer waard dan welke fossiele vondst ook.
© 2017 Anke de Bruijn. All rights reserved.