vrijdag 12 augustus 2016

Coming-out met bietjes & guacamole



De diva's van Gaia
L'ensemble vocal Gaia Official Coming-out! Ons vrouwenensemble Gaia gaf woensdag haar eerste festival-concert in Milhac, een schitterend vestingsdorpje dat ergens in de rimboe op een rots geplakt zit. Vol in middeleeuws tenu want het oog wil ook wat. Nu de adrenaline zien kwijt te raken. Dat doen we onder meer met lekker eten.Vandaag een licht, snel, makkelijk en gezond recept. Wil je nog iets over Gaia zien, klik dan hier.


Voorgerecht, vier personen: 

-        Vier gekookte bietjes
-        Twee avocados
-        Stevige sla
-        Mosterd
-        Notenolie en olijfolie
-        Balsamico-azijn
-        Paprikapoeder, peper en zout
-        Geschaafde amandelen
-        Vier bordjes

Bij mij mislukken die gewaaierde bietjes altijd. Cuisine sauvage.
Leg op elk bord wat sla-blaadjes als ondergrond. Snij de bieten in flinterdunne plakjes en drapeer ze kunstig op de sla. Tip: zorg bij het snijden dat alle plakjes mooi bij elkaar blijven, pak ze in één keer op en vouw ze als een waaier uit op het bord. Klop een vinaigrette van notenolie, azijn, mosterd, peper en zout. Lepel de vinaigrette over de bietjes. Prak de avocados fijn, roer er wat olijfolie, zout, peper en paprikapoeder door. Schep de guacamole op de bietjes. Rooster de geschaafde amandelen in een droge pan en versier daar tot slot je salade mee.

Ook lekker als hoofdgerecht. Maak dan wat meer en geef er fetakaas met olijven, tzaziki en ciabatta of Turks brood bij. Voor de tzaziki: meng door elkaar kwark, olijfolie, peper, zout, peterselie, veel knoflook en goed uitgelekte geraspte komkommer.



woensdag 27 juli 2016

Let's party!



Yes! De kerstverlichting hangt weer. Niet voor de kerst, maar voor het dorpsfeest. Cazals en fête, lees je op fluorescerende A3-posters borden langs de weg (banners in het weiland mogen sinds kort niet meer van de Staat). Pomarède en fête. Frayssinet en fête. Gindou en fête. Bij de entree naar het dorp een verkeersbord ‘Pas op! FESTIVITÉS!’ Ieder vermaledijd dorp viert zijn eigen zomerfeest. En niet alleen voor eigen dorpelingen en toeristen. Ook van naburige nederzettingen wordt acte de présence verwacht. De plaatselijke bouwondernemer geeft twee slappe bisoutjes, laat de brede schouders hangen en wrijft vermoeid over zijn indrukwekkende buik. ‘Men komt niet aan zijn rust toe,’ zegt hij zielig.  Een man die zielig kijkt! Nooit in trappen! Deze kan zich prima redden, zelfs als er drank in zit. Mijn gedachten gaan terug naar een vorig dorpsfeest, toen de anders zo vredelievende molligerd een brutale Nederlander tegen de grond sloeg.

Het ging dan ook niet over zomaar iets.

De ruziezoeker, toch al niet bekendstaand om zijn subtiele humor, had in het café begrepen dat de cementmagnaat président was van de vereniging van de pompiers. Dat zijn niet alleen de brandweren, maar ook de ziekenbroeders en die staan nog weer een paar niveaus hoger dan de chef van de Republiek. Goed, de Hollander strompelt – het is al ’s avonds een beetje laat – op de bouwer af, vraagt hem luidkeels hoe het met zijn pompiers gaat en maakt een paar obscene pompbewegingen. De huizenbouwer aarzelt geen seconde, duwt zijn bierpul in de handen van een behulpzame buurman, haalt flink uit en dan ligt twee tellen later den Hollander op de grond, rijp voor ja, voor de pompiers eigenlijk.
Aan dit gewildebras gaat een katholieke mis vooraf. Oorspronkelijk heet zo’n dorpsfeest namelijk fête votive en de dorpen vieren er al sinds mensenheugenis hun beschermheilige mee. Het gebruik is typisch voor het zuiden en zuidwesten van Frankrijk, het oude Occitanië en Aquitanië dus. Wellicht dat in nog oudere tijden de trigger voor een feest het binnenhalen van de eerste oogsten was.
Nu snappen we ook waarom de feesten altijd dezelfde inhoud hebben. Ze zijn geweun heel traditioneel. Het is dan ook heel leuk om als toerist tegenaan te kijken. Tie-pies Frans weer, stoot je je reisgenoot in de zij.

De ingrediënten zijn simpel doch doeltreffend. Kleurige driehoekslingertjes, soms dus kerstverlichting want je moet toch wat, een petanque-concours, een leeg-die-zolder (rommelmarkt), een tombola met prijzen, een kermis, een dansfeest (vaak met een swingende live-band die ook ineens in een musette-achtig walsje kan losbarsten), niet niet niet te vergeten een verschrikkelijk duur en goed vuurwerk en al helemaal niet te vergeten een urenlange repas aan witgedekte tafels.

Elk jaar weer opnieuw.

Een vergadering van het comité d’animation: Zullen we niet een keer iets anders doen? – In plaats van wat dan? De pétanque kunnen we echt niet laten vallen. – Nee en de vide grenier ook niet want iedereen is al het hele jaar spullen aan het verzamelen. – En als we nou het vuurwerk … - Zeg Christine, ben je nou helemaal gek geworden? Korte stilte. – Bon, zijn we het eens? Zelfde programma als vorig jaar? Maar oui, wat denk je wel zeg. Natuurlijk. Wat zouden we anders moeten doen.

© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.

maandag 20 juni 2016

Going crazy

De wind van de gekken is weer bezig. Le vent des fous komt uit het zuiden en is warm en hard. Het is nog niet zo erg als de mistral, maar hard zat. In Toulouse schijn je bij de vent des fous niet eens op twee voeten de Pont Neuf over te komen. Je kijkt naar buiten, ziet de boomtoppen krom staan en denkt: kom, ik trek een trui aan. Dan kom je buiten en het zweet breekt je uit. Gauw weer naar binnen. Daar loeit en fluit het door de dakgoot. Ook geen lekkere plek om te zijn. Buiten een klusje doen, vergeet het maar, je waait uit je kleren. Het enige wat je met zulk weer kunt doen is boodschappen. Met een auto die niet teveel wind vangt.

Quel vàng,’ zegt de slager met zijn mooie Lotoise accent. Een oude dame in de winkel knikt heftig en beaamt ‘eh oui, ça siffle, hein.’
Ik merk intussen dat ik niet voldoende geld heb en breng verlegen de slager op de hoogte.
‘Ach, dat is toch helemaal niet erg,’ zegt de oude dame.
Ook de slager zit er niet mee. Hij scheurt het bonnetje af, krabbelt mijn woonplaats op de achterkant en plakt het met een scotch (ook handig om te weten: plakband) tussen heel veel andere briefjes. Boven al die briefjes hangt het obligate bord: La maison ne fait pas de credit.

Gourdon (Lot)
Dan naar de grote stad (hoewel, alles is relatief: Gourdon heeft 4300 inwoners) voor de maandelijkse voorraadaanvulling. In de rij bij de Intermarché voel ik dat ik bekeken word. Ik kijk om en omlaag. Een piepklein meisje van een jaar of zes staat me strak aan te kijken. ‘Bonjour,’ zegt ze, zoals alle Franse kinderen, wacht geen antwoord af en zet het onmiddellijk op een ratelen. Dat haar moeder even iets halen is en dat zij op de plek in de rij moet passen. En dat ze vandaag vrij heeft omdat de leraren staken. En of ik ook van chips hou net als zij, wijzend op mijn voorraad bovenop de kar.
Moeder is intussen terug in de rij en dochter associeert er vrij op los door te vertellen dat maman verpleegster aan huis is. ‘En mijn papa, die werkt met cassos!’ vertelt ze trots en met stemverheffing. Ik knik vriendelijk want dat woord ken ik niet.
Moeder verschiet van kleur en geeft een ruk aan de arm van het kind. ‘Cécile!’ bijt ze haar toe. ‘Dat zeg je niet!’ en tegen mij: ‘Het spijt me! Sorry! Ik ben gegeneerd!’
Ik zeg dat ik geen idee heb wat een cassos is, maar dat helpt niet. De jonge moeder kijkt gepijnigd om zich heen en ik word steeds nieuwsgieriger. ‘Wat is dat dan?’ vraag ik zo zacht mogelijk.
‘Dat zijn mensen met problemen!’ roept Cécile. ‘En papa lost ze op!’
De arm van Cécile krijgt nog een ruk, een iets hardere dit keer. Ze klapt haar mond dicht.
Dit gaat een gezellig linguistisch onderonsje worden. De moeder heeft begrepen dat ik haar echt niet in de maling neem en zegt, terwijl ze stevig in de arm van een nu heel brave dochter knijpt: ‘Dat is spreektaal voor cas sociaux, sociale gevallen. We moeten beter op onze woorden letten. Kinderen…’ Ze heeft nu rode vlekjes in haar hals.
‘Ik heb een heel leuk gesprek met haar gehad,’ zeg ik naar waarheid. ‘Ze heeft me een nieuw woord geleerd.’
De blik van de moeder wordt ietsje milder. Cécile kijkt op haar allerliefst. Gedoseerd lichaamsgeweld helpt bij Franse kinderen best goed.
Als ik mijn boodschappen heb afgerekend en ingepakt, zegt Cécile beleefd au revoir, net als de moeder, die er nog een verontschuldigende glimlach achteraan gooit.

Op de parkeerplaats kom ik de fysiotherapeut tegen. ‘Wanneer kom je weer?’ buldert hij. (hij buldert altijd, zie ook andere verhalen).
‘Mercredi, c’est bon?’
‘Meeercredi,’ brult hij.
‘Dat zei ik toch.’
‘Je spreekt het niet goed uit. Mercredi.’
‘Mercredi.’
Non! Merde! Mercredi! Klinkt het zelfde.’
‘Merde,’ probeer ik, ‘mercredi.’
‘Voilà,’ zegt de fysio tevreden. ‘Nou vergeet je het niet meer. Merde.’

Zwaar onder de indruk rij ik terug naar huis. Wat heb ik weer een hoop Frans bijgeleerd. Waar een winderige dag al niet goed voor kan zijn.
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.
Ook Gourdon (15 km vanaf Cazals)



donderdag 5 mei 2016

Gespierd galmen

Jack komt uit Californië en woont al tien jaar in de Lot. Hij is 76, doet dagelijks zijn yoga-oefeningen, gaat drie keer in de week zwemmen, was tot zijn vijftigste windsurfer en zweert bij zijn zelfgemaakte Bulgaarse yoghurt. Zijn doel is gezond oud worden en hij is al hard op weg. Vandaag komt hij voor zijn eerste zangles en is gefascineerd door het thema ademsteun. Vergelijkt het met ademen bij de yoga en bij het sporten en concludeert blij dat zingen eigenlijk gewoon een sport is. ‘So I got a new sport now!’

Met veel enthousiasme komen de toonladders eruit, eerst onwennig, dan steeds vaster naarmate hij beter voelt hoe de verbinding werkt tussen wat er in de borstkas en in het hoofd gebeurt. You know, this feels GOOD! Er volgt een exposé over hoe veel andere mensen van zijn leeftijd – en veel jonger – rondlopen. Hij doet het voor en ziet er op slag uit als een oude man. Schokkend, een echte metamorfose. Schouders naar voren, buik laten hangen, een aura van continue uitputting. Dan springt hij weer overeind. 'It’s so imPORtant to breathe well, and to stand straight!' roept hij. 'Look at Freddy Mercury, Mick Jagger!'

Jack is een mooi voorbeeld van trots en waardigheid in de houding en ik denk dat het veel met zijn zin in beweging te maken heeft. En dat hij het belangrijk vindt om er ‘goed bij te staan’, een trotse, mooie houding te hebben. Goed ademen is daar het gevolg van, met alle fijns wat daar bij hoort: de diepe ademhaling stimuleert de bloedsomloop, de stofwisseling. Charles Panzera, een zangpedagoog van halverwege de vorige eeuw, schreef er prachtig over in statig ouderwets Nederlands. Je kunt de tekst hier downloaden.

Zingen combineert de mooiste dingen met elkaar: spelen, jezelf uiten met zieleroerselen van grote kunstenaars van alle tijden (of je eigen zieleroerselen), resoneren in je lichaam, werken aan een gezond lijf. De trotse houding is daarbij noodzakelijk – de achttiende-eeuwse zangmeesters hadden het over de galante of nobele houding. Of hebben we die afgeleerd in onze samenleving die vindt dat gewoon al gek genoeg is? Lopen er daarom zoveel mensen onzeker en oppervlakkig ademend met de schouders naar voren? Fier rechtop staan is niet arrogant. Het is goed voor jezelf zorgen. En het is spelen, ook iets wat je misschien al bijna had afgeleerd. Doe eens een Freddy of een Mick. Breed staan, borst vooruit, armen uitgespreid boven je schouders, de ultieme alfa-mannetjes of –vrouwtjeshouding.

Blijf even staan en voel hoe het voelt. Lekker?

Mooi. Houen zo.

© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.

maandag 14 maart 2016

Zingen met je tribe



Op een school waar ik ooit werkte, gaf ik Engels en Nederlands met een collega die tot haar zestigste in het Groot Omroepkoor had gezongen. Dat is niet een koor waar je eens in de week twee uurtjes heen gaat. Je zit er nagenoeg dagelijks. Dagelijks! En dan de hele dag! Zingen als negen-tot-vijf-baan. Ze vertelde er graag over en vanzelfsprekend hing ik aan haar lippen. Concerten met maestro Gergiev. Wereldpremières van vreemdklinkende werken. Een hele kast vol optreedkledij. Met het hele spul de bus in en de grens over, singers on tour. Masterclasses bij operadiva Rita Streich in Wenen. ‘Frau Streich, gaat u mee Sachertorte eten?’
Maar wat de grootste indruk op me maakte, was één opmerking. ‘Weet je wat ik het meeste mis?’ zei Lana op een dag, ‘al dat lachen.’ Als je zelf in een koor zingt, kun je je daar alles bij voorstellen. Om een ongelukkig geformuleerde aanwijzing van de dirigent, om een rare fout die je zelf of iemand anders maakt, om iets wat je buuf zegt, om iemand die van pure ontspanning van het instrument een boer of wind niet kan tegenhouden (komt best voor), om helemaal niks, de slappe lach krijgen en nooit meer op kunnen houden. En als het dan eigenlijk stil moet zijn, moet je nog veel erger lachen. Net als toen je klein was op school. Kennelijk verschillen professionele koren wat dat betreft niet zoveel van amateurkoren.

Zoals iedereen weet, maakt zingen blij. Zingen in een groep maakt super-blij. Al die stemmen bij elkaar. Weg ego, weg ik-mot-me-laten-gelden, weg ik-mot-gelijk-krijgen. Lekker samen zingen is op een natuurlijke manier onderdeel van de groep zijn. Uit het Science-hoekje van de New York Times: Music works as a group cohesive. Music-making with other people in your tribe is a very ancient, human thing to do. 
Wow!
De Singalongs die we eens in de twee maanden in Cazals doen, zijn de ultieme group cohesive. De tribe ontstaat vanzelf: iedereen kan komen binnen wandelen. Lang niet iedereen kent elkaar, maar iedereen kent de liedjes uit de jaren zestig, zeventig en tachtig.
Wat me elke keer weer verbaast en ontroert: dirigeren is niet nodig. Bij het horen van de intro’s door piano en gitaar gaan de deurtjes naar het lange termijngeheugen open en stappen alle Singalong-zangers de Teletijdmachine binnen om te worden teruggestraald naar twintig jaar en langer terug. Angie, toch niet makkelijk qua timing, klinkt als uit één mond. Rock around de clock rockt. Imagine huilt. Hey Jude maakt de improvisatie-drang los bij de wat meer ervaren deelnemers, die dan weer zingend worden toegejuicht door de rest. Een solo-gezongen Time after time verandert de groep van twintig plus zangers in een subtiel achtergrondkoortje. Allemaal zonder repetities, allemaal spontaan uit het sja, oer-geheugen…?
En ik mag aan mijn piano er tegenover zitten en het allemaal zien gebeuren. Twee keer drie kwartier op een stormachtige zaterdagmiddag wordt er nonstop gezongen - en gelachen natuurlijk. Als de tribe dan uit elkaar gaat, zie je rode wangetjes en glanzende ogen, net als toen je klein was en terugkwam van schoolreisje.

© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.

maandag 22 februari 2016

Het weer met Madame Verny



Een grote grijze wolk reikt tot net boven de heuvels aan de overkant waar het zuiden is. Daar is in de vroege ochtend een streep licht zichtbaar. Alsof in Cazals de zon schijnt en hier op de heuveltop niet. Het lijkt wel of de wolk is blijven hangen van een paar dagen terug: noordenwind vanuit de Dordogne, koud en vriezend. Maar er hangt verandering in de lucht. 

Deze vroege ochtend is het net alsof ineens de lente wakker geworden is. Je kunt ‘m ruiken. De vogels gillen om het hardst. Ik laat de winterjas maar thuis. Als ik naar madame Verny in Cazals rijd, is het inderdaad hier bewolkt en daar zonnig. Een verschil van maar vijf kilometer. De wolkendeken die ik op mijn heuvel heb, is zichtbaar in de verte. Het weer is een raar ding in het Zuidwesten. We wonen precies op een administratieve grens, maar het is dus ook een weer-grens, of een klimaat-grens, of in elk geval een interessante grens.

Madame Verny zegt dat dat door de Dordogne komt, en okee, ook een beetje door de Gironde. Maar vooral, en ze spert haar bruine ogen ver open, door het Massif Central met zijn oude vulkanen. Hoewel we daar nog een heel eind van af zitten. Maar let op, zegt madame Verny. Intussen warmt ze mijn kopje koffie op in een pannetje op het fornuis en ik installeer me in haar warme serre met een van de vier katten op schoot. ‘Als het in de Cantal sneeuwt,’ roept ze vanuit de keuken, ‘hebben wij noordenwind en als de zuidenwind weer opsteekt en het tegen die van het noorden opneemt, krijgen jullie in de Dordogne eerst een hele tijd bewolking, terwijl wij in de Lot al mooi weer hebben, tu comprends.

Ik zit graag in de serre van madame Verny. Ze weet alles en vertelt gepassioneerd. Ze weet van weersverandering, ze kent de voies de crête, de oude Keltische wegen die over het hoogste punt van de heuvels lopen, ze weet van heel oude graven in het ruige gebied ten zuiden van Cazals, ze kent de geschiedenis van eeuwen terug, hongersnood en oorlogen in de Quercy. Ze is van hier, uit Les Arques om precies te zijn. Strenge winters, in Les Arques, vertelt ze. Min vijftien vroeger. Op overschoenen met door vader gemaakte rubber hoesjes eromheen naar school lopen en daar het vuur aansteken. (Toeristische tip: die school is nu het enige restaurant haute gamme in de streek: Les Arques, La Récréation. Erg lekker. Eerst naar het Zadkine-museum en dan daar lunchen.)

Intussen kijk ik naar de wolkendeken, die zich aan het terugtrekken is richting noorden. ‘Zie je,’ zegt madame Verny, ‘zuidenwind. Straks is het bij jullie in de Dordogne ook mooi.’ Langzamerhand leer je je nieuwe gebied een beetje kennen. Zo is het dus in de winter, en ’s zomers valt steeds op dat buien langs de grens van de heuvel lijken te strijken, zodat je ze voorbij kunt zien gaan. Op de heuveltop blijft het dan droog. Te droog, zeggen naburige paysans vaak.

‘We hebben geluk in de Lot,’ zegt madame Verny. ‘We kunnen alles planten hier. We hebben iets van het zeeklimaat, we zijn een beetje méditerrannée, en we hebben iets van het bergklimaat. Daarom hebben we èn palmen èn platanen èn dennen. En echte seizoenen. En kijk naar La Roque Gageac, microklimaat! Allemaal planten die je in Nice ook ziet. Dat doet de rivier de Dordogne, want die is nooit bevroren, tu vois.

Later die ochtend, op de markt van Cazals, is het echt voorjaar geworden. Michel de bio-groentenman zet zijn muts af en haalt de handen door zijn indrukwekkende krullenbol. Céline, een danseres die appelsap en confitures faits maison verkoopt, heeft de mouwen van haar dikke trui opgestroopt en haar ranke armen zijn druk aan het gebaren in discussie met haar al net zo ranke dansers-vrienden, die hun shawls in hun mand proppen en met de ogen knipperen in het zonlicht. Iedereen heeft de tijd, de twee terrassen van het dorp zijn overbevolkt. C’est le printemps qui est arrivé!

Terug naar de Dordogne. Het heeft wel wat om op de grens van twee departementen te wonen. Wij in de Lot en jullie in de Dordogne, madame Verny is niet de enige die zo praat. Maar op de heuvel schijnt nu ook de zon. Naar buiten! Het seizoen is begonnen! 

© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.