Emigreren voelt alsof je net brugpieper bent geworden op de
middelbare school. Net als toen wandel ik nu, in het nieuwe thuisland, met open
mond door een compleet nieuwe omgeving, die ineens mijn dagelijks leven is
geworden. Nieuwe gezichten om te leren kennen, een nieuwe cultuur om me eigen
te maken.
Wat mijn werk betreft heeft die cultuur veel met muziek te
maken. Daarbij kom ik weleens voor verrassingen te staan. Bijvoorbeeld dat heel
veel Fransen hartstochtelijk van gospel blijken te houden! Chansons, mooi hoor,
maar gospel! Dat spreekt pas echt tot
de âme, wordt er verzucht. Amerikaanse
gospelgroepen worden naar Sarlat gehaald, een toonaangevende gospel-pedagoge
uit Toulouse brengt jaarlijks een grote groep amateurzangers in extase met inspirerende
workshops in een piepklein dorp in de Lot. Gospel is alive, zelfs tot in La
France Profonde. Ook het zevenkoppige groepje dat ik sinds een jaar coach,
heeft het gospelvirus. De dames zijn zo enthousiast dat ze optredens afspreken
die ze vocaal maar nauwelijks aankunnen – zingen in de open lucht is
bijvoorbeeld een precair ding dat je maar beter aan een grote groep zangers
kunt overlaten, of aan professionals. Daarom is het een zegen dat de Lot en
Périgord bezaaid zijn met Romaanse kerkjes die met hun akoestiek de scherpe
randjes mooi glad strijken.
Het concert in Milhac is dan ook een groot succes. Na een
half uurtje wachten op de burgemeester beginnen we om negen uur met ons
programma. De gospeldames zien er fier uit in hun kleurige gewaden – er zijn
twee heel donkere, exotisch ogende zangeressen bij, goed voor het groepsgeluid
en het oog wil natuurlijk ook wat. Met opgeheven hoofd en brede borstkas staan
de ladies te zingen. Terwijl buiten
een zomerse regen op het middeleeuwse dorp dendert, zit het publiek met de
hoofden mee te wiegen en bromt er af en toe iemand mee met een
rock’n’roll-versie van Walk With Me, Lord of de gitzwarte blues Go Down Moses.
De mevrouw van de organisatie staat na elk nummer op om het applaus kracht bij
te zetten. Omdat de kerk erg klein is, zit ik met mijn pianokruk bijna op
schoot van de mensen op de eerste rij, die na de liedjes gezellig met me
beginnen te praten. ‘Dat was mijn favoriete gospel’, ‘Speel en zing je nou
tegelijk?’ en: ‘Er is toch wel een pauze?’
De pauze is er om geld op te halen voor het comité des animations. Buiten worden
drankjes verkocht. De regen is even opgehouden en het is aangenaam koel
geworden. Het schemert in het dorp. Mensen staan in groepjes te kletsen – je hoort
naast Frans ook Engels, Nederlands, Duits, wat Vlaams. De aangekondigde tien
minuten pauze worden een half uur en tegen elf uur is het concert afgelopen. De
mevrouw van de organisatie nodigt het publiek uit om samen de heuvel af te
dalen en in de salle des fêtes het glas te heffen. Daar staan uiteindelijk tien
mensen rondom de champagne en de taartjes die de mevrouw van de organisatie zelf
gebakken heeft. Niemand heeft er last van dat de nazit niet drukbezocht is. Als
ik om middernacht onder de natgeregende bomen naar de auto loop, voel ik me weer
eens Alice in Wonderland. Aangelicht: de wanden van eeuwenoude stenen huisjes,
een overhangende rots midden in het dorp met een wasplaats eronder, uitgesleten
traptreden naar de kerk op de heuvel, de hoofdweg als een slecht onderhouden
fietspad. Hoe kom ik hier nou weer terecht, in dit land waar de tijd heeft
stilgestaan, omringd door het geluid van een druppelend bladerdak en verder
niets.
De rit terug naar huis leidt door donkere stukken bos en over landweggetjes
waar de waterdamp dik opstijgt uit het asfalt. Kikkers springen in het licht
van de koplampen, een das steekt waggelend over. De volle maan hangt vaag
zichtbaar achter een sluier van wolken.
Allemaal dankzij de muziek.
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.