Deze
zondag kom ik op de markt Brigitte tegen en praten we zoals gewoonlijk over
eten. Brigitte ('ik eet altijd de vetrandjes aan de eendenborst mee want ik kom
uit de Lot') weet hoe je in de natuur moet overleven, kent de plekken van de
lekkerste paddestoelen en maakt een mooie salade van paardebloemblaadjes. Zelfs
van witlof kan ze een velouté te fabrieken waar je je vingers bij aflikt. Bij
dat alles blijft ze onbegrijpelijk slank en elegant, een echte petite Française
op duizelingwekkende hakken in hippe kleurtjes en haar coiffure altijd
onberispelijk geverfd.
‘We
gingen eten bij Michel en Cathy,’ vertelt Brigitte enthousiast. ‘Bij het apéro
hadden we hapjes, stukjes brood met rillette, worst, dat soort dingen. Toen
kwam Michel met een pan vol met clams in de roomboter. Met knoflook en
peterselie natuurlijk. Heel veel boter. Maar verrukkelijk. Daarna had hij
eendenhartjes. Oók in de roomboter en knoflook en peterselie. Su-per-bon. Toen
kwam er cassoulet. Cassoulet! Als gáng! En dat was niet alles. Hou je vast,
cassoulet met confit de canard. Waanzin. We waren bijna dood. En toen kaas.
En toen ijs, zo lekker! Helemaal zelf gemaakt. Pruimenijs met een
vanillesausje. Véél teveel natuurlijk. Maar zo lekker. We waren dagen niet in
staat om iets te doen. Wat denk je, heb je vandaag tijd om trompettes de la mort klaar te maken? We zijn vanochtend wezen
zoeken.