Een beetje koud is het nu wel in het paradijs. We brengen bij de buurman tweehonderd meter verderop, boer Patrick en zijn Nanette, een flesje wijn en een ronde boeren-Gouda in feestverpakking in ruil voor de ladingen snoeihout die we van hun land hebben weggesleept afgelopen zomer. Waarschijnlijk kunnen we er de hele winter van stoken, zij het dat er wel steeds iemand thuis moet zijn omdat de kachel elke twintig minuten aanvulling wil. De dikke eikenblokken kunnen wel even wachten. Die liggen nu onder de bomen aan de rand van het weiland onder een zeiltje de winter door te komen.
En met recht ‘doorkomen’ want het is koud en nat! Een plakkerige ijsregen heeft zich meester gemaakt van de heuvel waar ons dorp ligt. Alle twintig inwoners van centre ville zijn overgeleverd aan gure noordenwinden en dan weer slagregens vanuit het zuiden. We halen kruiwagens vol met hout van het weiland waar de wind en de regen je om de oren slaat, storten het hele zaakje in de schuur en worden dan vanzelf warm van al het gezaag. Tussendoor dienen zich zang- en pianoleerlingen aan.
En dan einde dag, ietsje donkerder dan de middag en de ochtend die ook al donkergrijs waren, de adventskaarsen aan, biertje met nieuwe walnoten uit Marminiac en voor het avondeten flinterdunne bavette van slager Cabanel uit het dorp aan de voet van de heuvel, die je op dit tijdstip, alvorens iets te kunnen bestellen, uit de kroeg naast de slagerswinkel moet halen. Niet dat hij een drinkebroer is. Het is gewoon einde dag en het is mauvais tammm dus wat wil je. (Voor meer over dit merkwaardige accent van de streek, klik hier.)
Maar even terug naar het begin – we waren dus bij Patrick en Nanette. Twee seconden na onze onaangekondigde binnenkomst heeft Nanette de TV uit en de glazen op tafel. Een hele hoop misbaar dat zo’n cadeau toch niet had gehoeven, immers hout delen, c’est normal en we zijn toch buren. Een doosje met apéro-zoutjes is opengetrokken en na nog een keer met de ogen knipperen staan er vier flessen drank op tafel. De onvermijdelijke Ricard, een fles rosé van de buren op Moncalou (die iedereen van ons in huis moet hebben anders ben je niet geïntegreerd) en twee flessen met ieder een pleister als etiket. Op de ene staat ‘vin de pêches’ (perzikenwijn) en op de andere ‘vin de noix’ (walnotenwijn). Die moeten we proeven dus worden er per persoon twee wijnglazen neergezet.
We hebben vaker notenwijn gedronken: iedereen maakt ‘m en je koopt ‘m natuurlijk ook in de supermarkt. Walnoten zijn als foie gras maar dan diervriendelijker – een echte specialiteit van de streek.
Deze vin de noix is de lekkerste die we ooit gehad hebben. Nanette trekt een heel bescheiden gezicht en geeft de schuld aan haar broeljong (‘brouillon’ is een kladpapiertje, in dit geval met het accent van het zuiden èn afkomstig uit Nanettes receptenboek). Er gaat een liter Cahors-wijn in, ¾ liter eau de vie (moet je bij de apotheek halen), 300 gram suiker, een snuifje nootmuskaat en twee fijngestampte kruidnagelen.
De grootste verrassing is dat er in het recept helemaal niet de walnoten staan zoals wij die kennen, maar de groene, onrijpe die je van de boom moet trekken. Om de ontzetting compleet te maken, zit in de vin de pêches geen perzik maar het blad van de perzik. Hoe verzin je het. En de smaak… sterk en toch zacht en vooral heel puur. Ik raak er gewoon ontroerd van. Hebben wij weer. Het ene avontuur na het andere. Niet altijd even fijn, zoals iedereen op televisie kan zien bij Ik vertrek en zoals we zelf ook meemaken en hebben meegemaakt.
Maar er gaat geen dag voorbij of er is wel weer een mandje met zegeningen te tellen. Ook, overigens, zoals bij iedereen.