zaterdag 29 september 2018

Lammetje


In ons dorp gaat niet alleen de lente, maar ook de nazomer gepaard met lammetjes. Maar het contact tussen de schapen in de kudde gaat niet altijd over rozen. Al uren horen we een hartverscheurend geblaat op het weilandje aan de overkant. Klaaglijk hoog met lange uithalen, een klein wit vlekje in het groen. We weten intussen dat zoiets normalement vanzelf goedkomt, maar niet als de zon onder is en de kudde ergens aan de horizon. Dus gauw het weiland in, het schreiende lammetje onder de arm genomen en onderweg nog een tweede lammetje uit de braamstruiken opgepikt, dit exemplaar zo vers geboren dat de navelstreng nog aan het buikje bungelt. Het is puur toeval dat we hem vinden, want hij kan van uitputting niet eens meer geluid uitbrengen. Die was zéker met navelstreng en al in een vos verdwenen.

Jean-Marie de schapenboer woont erg achteraf maar, denken we, zijn vrijgezelle zuster die in het dorp woont, kan hem vast even bellen. Er brandt licht in haar huis. Over de schapenkeutels bij de schuur glibber ik over haar erf en zet het op een roepen. ‘Arlèèèttte!’ ‘Bèèè,’ vult mijn lammetje aan. Het blijft stil. Daar staan we dan, met onze armen vol robijntjeszachte lamsbout. Wat doe je in een Zuidfrans dorp van zes bewoonde huizen als je het niet meer weet en de avond valt? Dan ga je naar de burgemeester. Die staat een eindje verderop in het halfdonker een muurtje te stapelen voor zijn groententuin.

Pierre slaat op zijn bovenbenen als hij ons ziet aankomen. Tiens, tiens! Wat krijgen we nu? Ik zal meteen Jean-Marie bellen. Jean-Marie staat net als alle andere inwoners van het dorp in Pierre z’n telefoon. De reactie is een beetje anders dan verwacht. Een woordenstroom dendert door het mobieltje over de doodstille weg.
‘Wat, hebben ze lammetjes opgepakt? Die hadden toch in de wei kunnen blijven. Nee, ik kom niet kijken. Ze redden zich wel. Meestal komt er wel een schaap op het geblaat af. En soms niet. En vooral niet teveel aan die kleintjes zitten, want dan ruiken ze niet meer naar schaap. Meteen terugzetten. Ja, ik weet dat het donker is. Soms worden ze verstoten, dat is gewoon zo. Daar kan ik ook niks aan doen. Zet ze bij de schuur. De schapen komen wel terug vannacht. Laat de natuur zijn werk doen.’
‘Okee,’ zegt Pierre. ‘Ik loop wel mee naar de schuur.’ Intussen krabbelt hij een van de lammetjes vertederd tussen de oren. Het andere lam hapt in zijn mouw op zoek naar melk.

De optocht is nu uitgebreid met Pierre en daar komt ook de bejaarde zuster van Jean-Marie aangelopen. ‘Ik had hetzelfde gedaan als jullie hoor,’ zegt Pierre geruststellend. We zetten de lammetjes neer bij de stal die uitkomt op de wei. Ze blijven tegen ons aan staan, wankelend op onvaste pootjes, sabbelend aan broekspijpen, glibberend in schapenkeutels.
‘Nu moeten we gauw weglopen,’ zegt Pierre en zodra we allemaal buiten zijn, klapt hij het hek dicht.
De zus schudt haar hoofd. ‘Ik vind dat hij had moeten komen,’ moppert ze geroutineerd. ‘Hij kan die beesten toch niet zo alleen laten.’
Pierre zegt diplomatiek dat de schapen zeker terugkomen als het donker is. We gaan uit elkaar en hopen er allemaal het beste van.

’s Nachts wordt de stilte weer verscheurd door een allerzieligst blaten. Maar we zijn sterk en doen niets. Jean-Marie heeft gesproken. De natuur moet zijn werk doen. En er zal in die hele kudde toch minstens één schaap zijn dat het niet drooghoudt bij zoveel kinderleed.

© 2017 Anke de Bruijn. All rights reserved. Deze column verscheen in Maison en France.