zaterdag 11 februari 2017

Uit de serie Hits van Toen: Rock'n'roll meets ouwe monnik



Uit de serie Hits van Toen: de allereerste hit ever

Vandaag een verhaaltje over het allereerste wereldlijke lied dat ooit in Groot-Brittannië op papier is gezet. Dames en heren: Sumer is icumen in! Gecomponeerd door een monnik, William de Wycombe, tweede helft dertiende eeuw. De tekst gaat zo: (Straks iets over de muziek. Aanbevolen luisterfragmenten op Youtube: Hilliard Ensemble en Richard Thompson.)




Svmer is icumen in
Lhude sing cuccu
Groweþ sed and bloweþ med
and springþ þe wde nu
Sing cuccu

Awe bleteþ after lomb, lhouþ after calue cu
Bulluc sterteþ, bucke uerteþ
murie sing cuccu

Cuccu cuccu
Wel singes þu cuccu
ne swik þu nauer nu

Sing cuccu nu, Sing cuccu.*)
Sing cuccu, Sing cuccu nu

*) Het zal u niet verbazen dat het lied ook bekend is onder de titel Cuckoo Song.

Afgezien van de wat Vikings aandoende manier van schrijven is Sumer tijdloos. In het taalgebruik herken je de wortels die we delen met de Engelsen. Spreek de titel hardop en je hoort er zo een Fries of een Groninger doorheen. Lekker weertje hè. Jahaa, zummer is weer-i-kumen-in.
Volgens Wikipedia is dit lied een canon, de eenvoudigste meerstemmigheid. Het idee van de canon kennen we allemaal van school toen we met onze oren dicht heel hard tegen elkaar in zaten te zingen.
Een kleine tekst-analyse. Lees hardop en je kunt de meeste woorden wel raden. Het groeiende zaad, dan de blowing meadow. En ‘wde’ spreek je uit als ‘woede’ en dat is natuurlijk Engels voor ‘bos’. Aha: de bomen lopen uit. Lhude sing cuccu – te simpel. Iedereen kan hard koekoe zingen. Vervolgens blatende ooien en lammetjes, koeien die naar hun kalf staan te loeien. Weer een stukje verderop een snuivende stier en winderige bokken. Grapje van de monnik. Om te vervolgen met: ‘Mooi man, die koekoe! Niet stoppen hoor. Ne swik thu naver nu.’ Die moest ik even opzoeken. Letterlijk vond ik: No stop you never now. Nooit gedacht dat swik ‘stop’ betekent. Misschien komt het van de Vikingen?

Dan de muziek. Je kunt Sumer in een popconcert zingen en niemand kijkt je raar aan. Het is zelfs ’t openingsnummer van het concert 1,000 Years of Popular Music door Richard Thompson. Wij zingen het ook, in de zangvakanties in Zuidwest Frankrijk. Het is even wennen aan de woorden, maar dan swingt het ook de kerk uit. Niemand in het publiek die een ernstig gezicht trekt omdat het hier over Oude Muziek gaat.

Maar het leukst aan Sumer is icumen in is zijn zogenaamde pes. Een pes is een baslijntje dat je steeds weer kunt herhalen, net als ‘bim bam bom’ in Vader Jacob. Baslijnen zijn zo fundamenteel dat iedereen ze kan zingen. Daarom laten we het publiek bij onze concerten die pes zingen en meestal zit ie er na één minuut in. Het voegt echt wat toe, een meezingend publiek. Muziek is magisch, helemaal als alle aanwezigen eraan meedoen. Die magie gloeit nog lang na als het laatste akkoord van een concert is weggestorven.

© 2017 Anke de Bruyn. All rights reserved.

donderdag 9 februari 2017

Uit de serie Hits van Toen: liedje in rare taal

Voor koorzangers die wat naar de renaissance neigen, is het dromerige liedje Dindirindin een soort kraker. Vierstemmig, niet te lastig, fraaie samenklank. Veel  oude-muziek-koortjes hebben het op hun program. De vorm is simpel: het refrein bestaat uit de woorden dindirin-dindirin-dindirin-daña, dindirindin, dat het getinkel van kerkklokken verbeeldt. Het gaat namelijk over een jongedame die op een mooie zomerochtend een nachtegaal tegenkomt, tot wie zij spreekt: ‘Vlieg naar mijn geliefde, en zeg hem dat ik nu helaas getrouwd ben.’ Er zijn twee regeltjes couplet, dan refrein, en zo gaat het drie keer door. Leuke bonus is dat de tweede regel van ieder couplet gelijk is aan de eerste regel van het volgende vers. Dat scheelt weer bij het instuderen.

De ñ in het refrein doet een Spaanse afkomst vermoeden en na wat speurwerk ben ik erachter dat Dindirindin een van de ruim vierhonderd liederen is uit een zestiende-eeuwse Spaanse bundel. De Cancionero de Palacio was zo populair dat de liederen zich verspreidden in Spanje en het Franse zuiden. Maar toen ik de bladmuziek met tekst vijftien jaar terug voor het eerst onder mijn neus kreeg, wist ik niet wat voor chocola ik ervan moest maken. Het leek nog het meest op een mengelmoes van Italiaans, Frans en Spaans. Wat wás dit? De dirigent zei, alsof iedereen dat snapte en het heel normaal was: ‘Dit is Provençaals.’ Discussie gesloten. We zongen braaf na wat hij van de uitspraak bakte en we vonden dat we best aardig klonken.

Bron: wikipedia
In de afgelopen jaren heb ik Dindirindin met zangers van hier gezongen tijdens de zangvakanties in de Lot en de Aveyron. Het is immers een lied ‘van hier’. Met alle gevolgen vandien. We raken in discussie over de uitspraak. We kijken naar de tekst en iemand roept dat het Occitaans moet zijn. We gaan Youtube op en horen allerlei groepen een heel scala aan verschillende uitspraken gebruiken. Zo kom ik er achter dat de aankondiging ‘Dit is Provençaals’ het topje van de ijsberg is, en dat wat wij kennen als ‘het Frans’ nog maar kort bestaat. Maar dat laatste is weer een ander verhaal.

Taal is een interessant ding. Vooral wanneer die als een kostbaar fossiel bewaard blijft, zoals in dit liedje. In de oude muziek kun je taalgeschiedenis heel mooi terugzien, zeker in een gebied als het Franse zuiden en zuidwesten, waar van oudsher allerlei wegen elkaar kruisten – handelswegen, pelgrimswegen, vluchtwegen. Onder invloed van handel, diplomatie (en piraten!) ontwikkelde zich vanaf ongeveer de elfde eeuw een efficiënte mix, een Lingua Franca, waarmee iedereen elkaar min of meer kon verstaan. De basis werd gelegd vanuit de Noorditaliaanse talen en varianten van het Occitaans (het Provençaals is daar één van).
Toch fijn om het naadje van de kous te weten. Alhoewel, naadje… Nu komen we bij het volgende probleem: hoe gaan we deze Lingua Franca, uitgestorven in de negentiende eeuw, uitspreken? Het probleem is vergelijkbaar met de vraag naar dé authentieke uitvoering van een Mozart-symfonie. Uiteindelijk gaan we maar kiezen en aanpassen. 

Het maakt misschien ook niet zoveel uit. Die rondreizende piraten uit het jaar duizend zouden er de schouders over ophalen. Als we elkaar maar ongeveer verstaan.

maandag 6 februari 2017

Kwartiertje per dag



Gisteren na een repetitie met mijn vrouwenensemble stond Marie-Denise bij het raam en keek naar het briefje dat je hier op de foto ziet. Ze vroeg wat het inhield. Mijn antwoord was kort en incompleet – iets met dat ik de dingen die ik graag wil leren, elke dag moet bijhouden, oefenen etcetera. Maar dat is niet het hele verhaal. Die 15 Minutes a Day Method is een art de vivre geworden.

Het begon allemaal met mijn juf Italiaans toen ik nog in Nederland woonde. Ik wilde Italiaans leren want ik hou nou eenmaal van talen en dit is toch de taal der muziek, zullen we maar zeggen. Mijn juf zei dat ik mezelf een jaar moest geven, ik zou elke week een uurtje bij haar komen. Ze legde een grammaticaboek met oefeningen en gesprekjes voor mijn neus en dat verdeelden we in twaalf delen, eentje voor elke maand. Die verdeelden we weer in vieren zodat ik niet al te grote wekelijkse lesjes had om voor te bereiden. Op die manier zag mijn grote project er zeer overzichtelijk en behapbaar uit. Toen zei ze: ‘Je hoeft niet veel te doen thuis. Een kwartiertje per dag is voldoende. Maar let op: elke dag.’

Zo had zij haar talen geleerd, legde ze uit. Hou je vast. Ze sprak Italiaans, Frans, Russisch, Tsjechisch en natuurlijk Engels. Inmiddels was ze op haar 67e begonnen met het leren van Japans volgens haar 15-minuten-methode. Ik vond het geweldig, wat een focus had die vrouw. Maar voor mezelf had ik de nodige twijfels. ‘Zij kan dat doen,’ dacht ik, ‘want ze is met pensioen, zij heeft focus en ik niet, ze heeft tijd en ik niet, ze heeft geen partner, ze hoeft geen hout te hakken, ze hoeft niet een heel huis schoon te houden maar een klein flatje…’ Enzovoorts.

Allemaal smoesjes, wist ik na enig nadenken. Ik gaf mezelf een schop en ging aan de arbeid.

Hier komt de magie van de methode! Eerst dacht ik dus dat je gefocussed moest zijn om dit te kunnen. Maar het blijkt omgekeerd. Het zijn juist die 15 Minuten per Dag die je focus geven. Daarom heb ik dat briefje op het raam geplakt, omdat het met dat briefje begint.
Met mijn slechte handschrift heb ik mijn best gedaan er een mooi papiertje van te maken, waar ik graag naar kijk, en dat me eraan herinnert: ‘Het’ doet het voor mij.

Ik ga als volgt te werk.


  • Beginnen. Het moeilijkste onderdeel! Daarom zeg ik heel streng: ‘En kom niet uit je kamer voordat dat kwartier om is!’
  • Dan loop ik naar mijn werkkamer en dat loopje geeft gewicht aan de zaak: Geen afleiding! Gaan! (ik heb een beetje militaire dwang nodig zoals je merkt)
  • Binnen zet ik mijn eierwekker op 15 minuten. Dan ben ik al heel enthousiast over wat ik ga doen.
  • Vervolgens ga ik aan de piano, aan het bureau, aan de laptop, wat het ook is wat ik gepland heb.
  • Ik speel / oefen / schrijf / lees tot het alarm af gaat.
  • Het leuke is dat als het alarm afgaat, ik geen zin heb om te stoppen. Vaak zet ik de wekker een tweede of een derde keer.

Dit is persoonlijk en dus voor iedereen anders, maar de grote plussen van deze methode zijn wat mij betreft:

  • ik hoef geen stressvolle last-minute studie te doen. Je weet wel, twee uur voor een repetitie in lichte paniek door de bladmuziek rousen,
  • ik ben rustiger in het hoofd. Denk minder ‘ik moet eigenlijk…’ of erger, ‘had ik maar…’,
  • het maakt me blij om tijd te maken voor wat ik echt wil doen,
  • omdat ik studeer, word ik beter in wat ik wil leren,
  • en daar word ik ook weer blij van,
  • en deel twee van het magische karakter: die vijftien minuten zijn als het ware vastgelegde tijd. Je hebt er vorm aan gegeven door er vijftien telbare minuten van te maken. Dan kun je nooit het gevoel hebben dat de tijd door je vingers glipt. Meer controle over de dag. Cool.


Misschien krijg je ook zin om het te proberen op je eigen terrein – dat hoop ik van harte. Misschien denk je ‘Ze kan dat doen omdat ze focus heeft, en ze heeft geen kinderen en ze heeft geen kleinkinderen en ze heeft geen What’s-App en ze heeft ook geen tuin.’
Kan kloppen. Maar hey, het is maar een kwartiertje.

donderdag 2 februari 2017

De poort naar de Middeleeuwen


februari 2017

Onlangs wezen filmen in en rond twee prachtige kastelen op een kwartiertje rijden. In Beynac en Castelnaud kun je in de augustusmaand over de hoofden lopen, nu liepen de cameravrouw en ik helemaal alleen rond binnen de dikke muren van de indrukwekkende & indertijd onneembare vestingen. Maar ja, die gaat er nou met min twee graden in een kasteel rondlopen. Die arme Middeleeuwers, trouwens. Brr.

Castelnaud-la-Chapelle met droog vriezend weer

We maken een videoclip voor mijn vrouwenensemble Gaia, dat optreedt in middeleeuwse jurken. Voor een duistere shot in de mist moet ik op blote voeten over de kasseien rennen en eindigen op een grasveldje. Daar kom ik tot een ontdekking die ik nooit gedaan had als ik lekker warm thuisgebleven was: in de vrieskou is het gras kouder dan de stenen. Nutteloze kennis natuurlijk. Maar ik word wel blij van kleine ontdekkingen of ideeën die niet direct Productief met hoofdletter zijn. Misschien heeft het te maken met het 'aanvullen van de bron'. Net als voor jezelf zingen, of pianospelen, decoraties knutselen of haiku's schrijven. Die lastige Mozart-sonate zal nooit iemand anders horen dan ikzelf maar het pure Er Mee Bezig Zijn geeft voldoening. 

De dames van Gaia maken zich op voor de shots
Hoorde onlangs iemand zeggen dat het belangrijk is deze dingen dagelijks te doen, al is het maar even. Je komt weer tot jezelf en daarmee in je energie. Waarmee je productief kunt zijn op een natuurlijke manier.

Ik wens je dit jaar veel momenten toe waarin je die belangrijke bron weer aanvult.