maandag 20 juni 2016

Going crazy

De wind van de gekken is weer bezig. Le vent des fous komt uit het zuiden en is warm en hard. Het is nog niet zo erg als de mistral, maar hard zat. In Toulouse schijn je bij de vent des fous niet eens op twee voeten de Pont Neuf over te komen. Je kijkt naar buiten, ziet de boomtoppen krom staan en denkt: kom, ik trek een trui aan. Dan kom je buiten en het zweet breekt je uit. Gauw weer naar binnen. Daar loeit en fluit het door de dakgoot. Ook geen lekkere plek om te zijn. Buiten een klusje doen, vergeet het maar, je waait uit je kleren. Het enige wat je met zulk weer kunt doen is boodschappen. Met een auto die niet teveel wind vangt.

Quel vàng,’ zegt de slager met zijn mooie Lotoise accent. Een oude dame in de winkel knikt heftig en beaamt ‘eh oui, ça siffle, hein.’
Ik merk intussen dat ik niet voldoende geld heb en breng verlegen de slager op de hoogte.
‘Ach, dat is toch helemaal niet erg,’ zegt de oude dame.
Ook de slager zit er niet mee. Hij scheurt het bonnetje af, krabbelt mijn woonplaats op de achterkant en plakt het met een scotch (ook handig om te weten: plakband) tussen heel veel andere briefjes. Boven al die briefjes hangt het obligate bord: La maison ne fait pas de credit.

Gourdon (Lot)
Dan naar de grote stad (hoewel, alles is relatief: Gourdon heeft 4300 inwoners) voor de maandelijkse voorraadaanvulling. In de rij bij de Intermarché voel ik dat ik bekeken word. Ik kijk om en omlaag. Een piepklein meisje van een jaar of zes staat me strak aan te kijken. ‘Bonjour,’ zegt ze, zoals alle Franse kinderen, wacht geen antwoord af en zet het onmiddellijk op een ratelen. Dat haar moeder even iets halen is en dat zij op de plek in de rij moet passen. En dat ze vandaag vrij heeft omdat de leraren staken. En of ik ook van chips hou net als zij, wijzend op mijn voorraad bovenop de kar.
Moeder is intussen terug in de rij en dochter associeert er vrij op los door te vertellen dat maman verpleegster aan huis is. ‘En mijn papa, die werkt met cassos!’ vertelt ze trots en met stemverheffing. Ik knik vriendelijk want dat woord ken ik niet.
Moeder verschiet van kleur en geeft een ruk aan de arm van het kind. ‘Cécile!’ bijt ze haar toe. ‘Dat zeg je niet!’ en tegen mij: ‘Het spijt me! Sorry! Ik ben gegeneerd!’
Ik zeg dat ik geen idee heb wat een cassos is, maar dat helpt niet. De jonge moeder kijkt gepijnigd om zich heen en ik word steeds nieuwsgieriger. ‘Wat is dat dan?’ vraag ik zo zacht mogelijk.
‘Dat zijn mensen met problemen!’ roept Cécile. ‘En papa lost ze op!’
De arm van Cécile krijgt nog een ruk, een iets hardere dit keer. Ze klapt haar mond dicht.
Dit gaat een gezellig linguistisch onderonsje worden. De moeder heeft begrepen dat ik haar echt niet in de maling neem en zegt, terwijl ze stevig in de arm van een nu heel brave dochter knijpt: ‘Dat is spreektaal voor cas sociaux, sociale gevallen. We moeten beter op onze woorden letten. Kinderen…’ Ze heeft nu rode vlekjes in haar hals.
‘Ik heb een heel leuk gesprek met haar gehad,’ zeg ik naar waarheid. ‘Ze heeft me een nieuw woord geleerd.’
De blik van de moeder wordt ietsje milder. Cécile kijkt op haar allerliefst. Gedoseerd lichaamsgeweld helpt bij Franse kinderen best goed.
Als ik mijn boodschappen heb afgerekend en ingepakt, zegt Cécile beleefd au revoir, net als de moeder, die er nog een verontschuldigende glimlach achteraan gooit.

Op de parkeerplaats kom ik de fysiotherapeut tegen. ‘Wanneer kom je weer?’ buldert hij. (hij buldert altijd, zie ook andere verhalen).
‘Mercredi, c’est bon?’
‘Meeercredi,’ brult hij.
‘Dat zei ik toch.’
‘Je spreekt het niet goed uit. Mercredi.’
‘Mercredi.’
Non! Merde! Mercredi! Klinkt het zelfde.’
‘Merde,’ probeer ik, ‘mercredi.’
‘Voilà,’ zegt de fysio tevreden. ‘Nou vergeet je het niet meer. Merde.’

Zwaar onder de indruk rij ik terug naar huis. Wat heb ik weer een hoop Frans bijgeleerd. Waar een winderige dag al niet goed voor kan zijn.
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.
Ook Gourdon (15 km vanaf Cazals)