Op
een school waar ik ooit werkte, gaf ik Engels en Nederlands met een collega die
tot haar zestigste in het Groot Omroepkoor had gezongen. Dat is niet een koor
waar je eens in de week twee uurtjes heen gaat. Je zit er nagenoeg dagelijks.
Dagelijks! En dan de hele dag! Zingen als negen-tot-vijf-baan. Ze vertelde er
graag over en vanzelfsprekend hing ik aan haar lippen. Concerten met maestro
Gergiev. Wereldpremières van vreemdklinkende werken. Een hele kast vol
optreedkledij. Met het hele spul de bus in en de grens over, singers on tour. Masterclasses bij
operadiva Rita Streich in Wenen. ‘Frau Streich, gaat u mee Sachertorte eten?’
Maar
wat de grootste indruk op me maakte, was één opmerking. ‘Weet je wat ik het
meeste mis?’ zei Lana op een dag, ‘al dat lachen.’ Als je zelf in een koor
zingt, kun je je daar alles bij voorstellen. Om een ongelukkig geformuleerde
aanwijzing van de dirigent, om een rare fout die je zelf of iemand anders
maakt, om iets wat je buuf zegt, om iemand die van pure ontspanning van het instrument
een boer of wind niet kan tegenhouden (komt best voor), om helemaal niks, de
slappe lach krijgen en nooit meer op kunnen houden. En als het dan eigenlijk
stil moet zijn, moet je nog veel erger lachen. Net als toen je klein was op
school. Kennelijk verschillen professionele koren wat dat betreft niet zoveel
van amateurkoren.
Zoals
iedereen weet, maakt zingen blij. Zingen in een groep maakt super-blij. Al die
stemmen bij elkaar. Weg ego, weg ik-mot-me-laten-gelden, weg
ik-mot-gelijk-krijgen. Lekker samen zingen is op een natuurlijke manier
onderdeel van de groep zijn. Uit het Science-hoekje van de New York Times: Music works as a group cohesive.
Music-making with other people in your tribe is a very ancient, human thing to
do.
Wow!
Wow!
De Singalongs die we eens in de twee maanden in Cazals doen, zijn de ultieme group cohesive. De tribe ontstaat vanzelf: iedereen kan komen binnen wandelen. Lang niet iedereen kent elkaar, maar
iedereen kent de liedjes uit de jaren zestig, zeventig en tachtig.
Wat me elke
keer weer verbaast en ontroert: dirigeren is niet nodig. Bij het horen van de
intro’s door piano en gitaar gaan de deurtjes naar het lange termijngeheugen
open en stappen alle Singalong-zangers de Teletijdmachine binnen om te worden teruggestraald
naar twintig jaar en langer terug. Angie,
toch niet makkelijk qua timing, klinkt als uit één mond. Rock around de clock rockt. Imagine
huilt. Hey Jude maakt de
improvisatie-drang los bij de wat meer ervaren deelnemers, die dan weer zingend
worden toegejuicht door de rest. Een solo-gezongen Time after time verandert de groep van twintig plus zangers in een
subtiel achtergrondkoortje. Allemaal zonder repetities, allemaal spontaan uit
het sja, oer-geheugen…?
En
ik mag aan mijn piano er tegenover zitten en het allemaal zien gebeuren. Twee
keer drie kwartier op een stormachtige zaterdagmiddag wordt er nonstop gezongen
- en gelachen natuurlijk. Als de tribe dan
uit elkaar gaat, zie je rode wangetjes en glanzende ogen, net als toen je klein
was en terugkwam van schoolreisje.
© 2016 Anke de Bruyn. All rights reserved.