woensdag 12 maart 2014

Red het postkantoor



Op een stralende dag als deze is het koel en leeg in het postkantoor. Alleen Sylvie zit achter de balie en begroet haar eenzame klant enthousiast. Sinds ik bij haar een mobiele telefoon heb aangeschaft (de eerste die ze verkocht, er zat een meneer van het hoofdkantoor bij en ze was er helemaal opgewonden van) is het ‘tu’ en ‘toi’ en informeert ze over services van de Banque Postale waar ik wellicht nog niets van wist en die weleens heel nuttig konden zijn.
Terwijl ik de formuliertjes invul om betalingen per cheque op mijn rekening te storten, vraagt ze of ik soms, als ik geld wil opnemen, naar de geldautomaat verderop ga.
‘Het zit namelijk zo,’ begint ze, ‘je kunt ook hier geld opnemen, dat wist je toch wel?’
Ik geef schoorvoetend toe dat ik de pin van mijn Banque Postale-rekening eigenlijk helemaal niet weet.
‘Die heb je niet nodig,’ roept Sylvie met grote ogen. ‘Ik kan het hier zo voor je doen, met een formulier en je pasje.’
Ze kijkt naar de deur. ‘Weet je, het zit namelijk zo. Ik kan dat niet vertellen als er meer klanten zijn, dus zeg ik het als mensen hier alleen komen. Onze transacties worden geteld. En als er te weinig transacties zijn, moeten we sluiten.’
Dat is schrikken. Ons plaatselijke postkantoortje.
‘Dan neem ik meteen even wat geld op,’ zeg ik en grabbel in mijn portemonnee naar de bankpas.
‘Maar het hoeft niet!’ zegt Sylvie.
‘Maar als we daarmee het postkantoor redden,’ zeg ik.
Ze straalt weer. ‘En koop je ook weleens postzegels bij de tabac?’
‘Altijd,’ zeg ik. ‘Maar eigenlijk kan ik dat dus beter hier doen.’
Ze knikt heftig. ‘En wij hebben nog mooie ook. De tabac heeft alleen maar blauw en rood. Kijk. Ik heb ze met koeien. Die zijn voor Frankrijk. Alle koeien van het Franse platteland. En volgende week krijgen we voor Europa hele mooie met foto’s van de weg naar Santiago de Compostela.’

Hoewel ik net vorige week een paar carnetjes blauw en rood bij de tabac heb gehaald, neem ik snel een pakketje koeien. Stel je voor dat ze vandaag niet aan hun target komen en dat Parijs de knip erop gooit. Weg met die hut in Cazals. Levert toch niks op. Een dorp zonder postkantoor is het begin van het einde.
‘Bovendien,’ besluit Sylvie ferm, ‘schrijft de tabac geen facturen voor je postzegels. En die moet jij als ondernemer natuurlijk wel hebben.’ Ze overhandigt een handgeschreven factuur – met stempel.
Over de toekomst van de tabac maak ik me helemaal geen zorgen. Rokers uit de wijde omtrek staan ’s morgens tot buiten de winkel in de rij en de krasloten vliegen als warme broodjes de balie over. Voordat díe de deuren sluit, moeten we het met z’n allen wel heel erg bont maken.

dinsdag 11 maart 2014

Lente in de Lot



Steek ik vanochtend de neus buiten de deur en ruikt het nu al naar hooien – de buurman greep onze tweede zomerweek, hoewel het nog maar half maart was, aan om eens lekker het gras te gaan omploegen. Geuren zijn ook iets magisch. Neusvleugels open en meteen kom je in een andere wereld: gemaaid gras ruikt naar zomervakantie, kruidige bermen, opvliegend stof, zon op de huid, een vleugje sigaret bij het passeren van een terras, lome namiddagen in een krakend campingstoeltje. Dat we daar nu al aan mogen ruiken, nog afgezien van de geuren die de lente nou eenmaal meeneemt: bloesems, zwoele avonden, koele volle maan en vocht uitdampende bomen.

We hebben weer een winter overleefd. En wat voor eentje. Meedogenloze stormen en eindeloze striemende regen, alsof ons houten woonhuisje en de toekomstige schuur (eind december nog zonder dak zodat honderden liters water het gebouw en de kelder in gutsten dus u snapt waar en hoe wij onze kerstdagen doorbrachten) mee moesten in een grote aardverschuiving van stenen en heel veel natte klei. Maar het is achter de rug. Dakpannen schitteren in de zon, beangstigend natte bouwputten zijn gedicht met tonnen steen uit een steengroeve verderop in de Dordogne. De vloeibare klei is veranderd in een ondoordringbare laag die nu al scheuren begint te krijgen en die kraakt als je er op stapt.
En dan moeten we nog beschrijven hoe de mens reageert op de plotseling aangebroken lente. Op de markt lijkt het alsof iedereen grappen maakt. ‘Avec ce temps….on rigole,’ beaamt Bruno de electricien na twee ferme bisous en de vraag of het goed met hem gaat. De groenteboervrouw, die drie weken geleden nog in een staat van bijna-bevriezingsdood met Italiaans pathos uitriep ‘Je suis con-ge-laaa-ta!’ wentelt zich nu in de ochtendzon en gromt van ‘ahh, dat is beter.’ De biologische groenteman een kraampje verderop heeft ineens alle tijd om te vertellen dat hij eigenlijk boekhouder is, in Parijs en Lyon heeft gewoond en vond dat hij nu het roer maar eens om moest gooien en in het Zuidwesten een landje heeft gekocht waar hij zijn mini-preitjes, -uitjes, -pompoenetjes en –spinazieblaadjes kweekt die tien keer zoveel smaak hebben als wat je elders haalt.
Voordat ik het vergeet: laat gewassen en uitgelekte spinazie heel even slinken, giet af en snij fijn. Leg in een platte schaal en sprenkel er een mooie olijfolie overheen. Beetje zout uit de molen erover en er Grana Pandano of Parmiggiano overheen raspen.  
Kortom, de hele regio is in uitgelaten stemming. En wat te denken van de natuur. Het lijkt een computerpiepje maar het is een vroedmeesterpadje dat onder de wand van de blokhut amechtig om zijn vrouwtje zit te roepen. Als hij geluk heeft, hoor je een piep terug, op een andere toonhoogte. Dat de dakdekkers gaten in de betonstenen van de schuur-in-aanbouw hebben geboord voor hun steiger, was mooi voor het mezenpaar dat nu in één van de holle stenen nestelt. En even de nacht in om de garagedeuren te sluiten wordt het avontuur van de maand. In het stikkedonker, vlakbij, ineens het keihard schorre blaffen van een ree, met daarna een onzichtbaar kataklop-kataklop van fijne hoefjes.
You may say I’m a dreamer
Maar het is wel Paradise hier.

zaterdag 8 maart 2014

Zingen & eten



Is de klok vijftig jaar teruggezet, honderd jaar, vijfhonderd? Hier in La Douce kun je met de tijd alle kanten op. De kastelen die boven de machtige rivieren in de rotsen geplakt zitten, voeren nog steeds trots wapperende banieren. De stenen van de huizen verhalen van generaties bewoners. Uitgesleten traptreden in kerkjes zijn de getuigen van eeuwenlange aanbidding en zoekers naar een veilig heenkomen in tijden van oorlog. Dorpjes dragen namen uit ridderromans, zoals Malemort en Larnagol, de timmerman heet Blondel, de loodgieter Gaussinel, het taxibedrijf Desprez, de burgemeester Maraval. Alles ademt middeleeuwen en doet de fantasie op hol slaan.

Ook de Fransen zelf houden die tijd graag levend. Ze verkleden zich voor toneelspelen in hun plaatselijke kasteel, en niet alleen maar voor kinderen zoals in de Efteling of een ander Hopsie-Flopsie-land. Verkleden voor de middeleeuwen is een serieuze zaak. Het gaat gepaard met loodzware maliënkolders, zwierige jurken en puntmutsen voor de schone jonkvrouwen, muziek, dans en, daar gaan we weer: eten. De burgemeestersvrouw kondigt al dagen van tevoren aan dat ze een everzwijn in een ketel gaat gaarstoven voor het hele koor.
Want we waren met een koor.

Ten oosten van Albi, in de spectaculaire natuur van de Vallée du Tarn, ligt de hoeve van Anne en Wilfried waar ik twee zomers terug een koorproject leidde (en komende zomer weer). Het koorproject ontaardde al snel in een feest dat twee weken zou duren. Fiks repeteren in de heerlijk frisse ochtenden werd beloond met een vrije middag na een buitenlunch van soep, kaasjes, roquefort-dip, zuurdesembrood met sesamzaadjes, fruit en salades.

De diners waren al even fantasierijk en lekker. Aan het einde van week één werd er gerepeteerd op de binnenplaats van het kasteel van St. Izaire, broederlijk samen met een groep Fransen die zich in de afgelopen winter al op ons repertoire had gestort. Wat heet ‘ons’ – dit is het repertoire van de streek. Franstalig, maar ook occitaans en Spaans, vanwege de banden met Spanje en de pelgrimsroutes. De liederen schalden over de binnenplaats met zijn hoge muren, wie weet hoeveel eeuwen geleden hier al dezelfde muziek klonk?
Het concert op zondag werd natuurlijk voorafgegaan door een maaltijd aangeboden door de Franse zangers. Tenminste, wij Hollanders dachten dat het de maaltijd was. Niet zo vreemd, te oordelen aan de lange tafel met heerlijks waar we ons na de generale repetitie op mochten storten: stapels brood, wildpaté’s, geroosterde aubergines met knoflook, courgettetaart, tomatentaart, zuringtaart, kikkererwtensalade, Cantals en roqueforts.

Terwijl iedereen zich al etend en verkleed in tempeliers-tenue of jonkvrouwen-outfit afvroeg wat het beleefdste Frans was voor ‘dankje maar ik zit echt mudvol’, ging het gerucht de tafel rond dat de maaltijd ná het concert was. Waarmee bedoeld werd dat dit alleen maar de borrelhap was. Verraderlijk, want we moesten toch echt aan lange tafels zitten met bordje, mes en vork. Het echte eten was dat everzwijn waar de burgemeestersvrouw het steeds over had. En in een koele hal achteraf stond weer een lange tafel vol met zoete taarten. De borrelhap wordt dégustation genoemd, is inderdaad een maaltijd op zich, maar ach, als je tussendoor gaat zingen of dansen, heb je om 23.00 toch wel weer trek?

Nog een hele week zingen, eten en dansen te gaan tot het tweede concert. Dus, zoals Asterix tegen Obelix zei in ‘De Britten’: Mond houden, dooreten en doen zoals zij.

Voor lekkere recepten: merguez | konijn met mosterd en sinaasappel | kip met kweepeer of appel | groene salade met zonder brandnetels | Wiener Schnitzel | spinazie op z'n Italiaans | gevulde groenten | salade gourmande | gevulde kip | zomerse pasta met gerookte forel


Vis en chocola

Soms valt het niet mee om je als buitenlander in je nieuwe cultuur in te leven. We zwijgen hier maar even over de diarree van onduidelijkheden waarvan het administratieve apparaat van Frankrijk aan elkaar hangt (daarover valt te lezen in de vele boekjes die Nederlanders over Frankrijk hebben geschreven, altijd weer mooi) en beperken ons tot de supermarkt.
Pas was ik op zoek naar de ansjovis. Ik rolde dus achter mijn winkelwagentje aan naar de schappen met ingeblikte vis.

Eindeloos staan staren en bijna vergeten waar ik voor kwam: complete afleiding! Wat een oceaan aan variatie! Vooral de makreel doet het goed. Makreel in tomatensaus. Makreel in uitjes met appel. Makreel in bio-olijfolie met rozemarijn. Makreel in gewone olijfolie met zeezoutkorreltjes uit de Bretagne. En hetzelfde met sardientjes. In de meest fotogenieke retro-style blikjes. Tonijn, haring, tot rolmops aan toe. Maar nergens ansjovis. Na tien minuten staren wist ik zeker dat ik niets over het hoofd had gezien en gaf de moed op. Dan maar Italiaanse tomatensaus zonder zilt.

Stomtoevallig kwam ik weken later de ansjovis tegen bij de visafdeling. Logisch, zou een Fransman meewarig zeggen. De logica zit ‘m kennelijk in het feit dat de ansjovis hier niet ingeblikt is. Ze zitten met z’n dertigen in een glazen potje, tussen de gerookte zalm en de rivierkreeftenstaartjes. Nou ja, dat wist ik ook weer.
Zo heb ik me onlangs, bij de Intermarché in de dichtstbijzijnde grote plaats, ook helemaal ongans gekeken op de chocoladeafdeling. Rijen dik met de meest exotische chocola, tot de variatie met Spaanse peper aan toe. Maar nergens de doodgewone noir met hazelnoten die mijn favoriet is en die bij de dorps-Casino gewoon in het rek ligt. En ik had er net zo’n behoefte aan. Uit pure nijd greep ik van willekeurige merken ieder één reep zwarte chocola en besloot tot een test. Zoiets had ik in Nederland ook al eens gedaan, compleet met logboeken over geur, nasmaak, bite, algehele beleving. Hele omzwervingen van bio en verantwoord tot huismerken van Aldi en uiteindelijk kwam Verkade als winnaar uit de bus.

Op de terugweg de Lidl binnen gestormd en de Rittersport meegegrist, jeugdsentiment uit de tijd van Duitse tantes en dat er maar één type Rittersport was namelijk melkchocola met hele hazelnoten. Maar nu ging het over de pure chocola. Allemaal met minimaal 50% cacao. Gauw naar huis.
Dit onderzoek wordt over meerdere weken uitgesmeerd, anders zie ik er straks met die zangvakanties niet meer uit. We beginnen met Ivoria (een merk verkrijgbaar bij Intermarché). Het aroma heeft een zweem van kokos en dat werkt vervreemdend. De bite is lekker stevig. De smaak is meer die van suiker dan van cacao. Mwah.

Cote d’or noir: veelbelovend want iedereen vindt Côte d’or het neusje van de zalm. De geur is erg lekker, hoewel de derde keer snuiven deze chocola wat te geparfumeerd doet binnenkomen. Na de eerste beet (een weke bite trouwens, alsof je in een zakje meel hapt) beneemt de bijsmaak van hout en hooi je alle lust om nog verder te eten. Weg met die rommel.

Chocolat noir (met noisettes) van de Casino: Aantrekkelijk aroma, stevige bite, een goede balans tussen zoet een kruidig. De winnaar tot nu toe.

Bio van de Intermarché: Een slecht begin is de zunige vormgeving: de plak is veel te dun. Aroma en smaak een beetje laf – je moet je suf knagen om wat smaak op de tong te krijgen.

JD Gross (Lidl) begint niet best met een geur van pijptabak. Niets tegen pijptabak, maar op een plak chocola is het toch een beetje gek. De bite is zacht en wat romig, niet onaangenaam. De smaak is goed, er is in elk geval geen bijsmaak. Minimaal 70% cacao, moeten we er wel bij zeggen. Dat helpt natuurlijk al. Gross heeft ook een variant met sinaasappelstukjes, die niets pretendeert. Gewoon kleine stukjes schil, niks krokant of ander gedoe erin, het pure spul. Mmm.

Als laatste de Duitse Rittersport. Het aroma is gewoon dat van pure chocolade zonder fratsen. De bite is zacht en dat zachte verwacht je als iemand die is opgegroeid met Verkade-repen toch eerder van Bonbon Bloc. Minnetje. De smaak is echter precies wat je wilt: niet het suikerige van de Ivoria (Intermarché) maar zwarte chocola die het midden houdt tussen zoet en kruidig, net als die van de Casino. Goed, deze Rittersport (in Duitsland net zo bekend als het bier uit München en hier verkrijgbaar bij Lidl) gaat uiteindelijk naar een tweede plaats want de chocolat noir van het Casino-huismerk blijft fier overeind in deze test van Franse en Frans-achtige merken.

Maar m’n conclusie is een hele chauvinistische. Ik wil Verkade.